In 1850 beginnen gemeenten in Nederland de gegevens van hun inwoners permanent vast te leggen. Dat doen ze nu nog steeds. Het bestand waarin ze die gegevens noteren noemen we het bevolkingsregister. Iedere gemeente had vroeger zijn eigen werkwijze. Verderop leest u hoe dat per gemeente ging.
U kunt de bevolkingsregisters tot 1939 online doorzoeken via Stamboom. Hieronder geven we meer uitleg over de manier van registreren. Die informatie helpt u bij het interpreteren van het bevolkingsregister.
Indeling bevolkingsregister
Van de inwoners van een stad of dorp werden de officiële namen, geboorteplaats en –datum, geslacht, burgerlijke staat, religie, beroep en adres vastgelegd. Van gezinsleden werd de relatie tot het gezinshoofd genoteerd. Soms werden daar gegevens als datum van vestiging, vertrek uit de gemeente, vorige en/of volgende woonplaats en nationaliteit aan toegevoegd.
De eerste bevolkingsregisters zijn soms onvolledig en wat minder betrouwbaar dan de twintigste-eeuwse. Geregeld ontbreekt de geboorteplaats of deze staat aangeduid met “in de Provincie”. Dat betekent: niet in deze gemeente, maar elders in deze provincie. In plaats van de geboortedatum gaf men soms de leeftijd aan of alleen het geboortejaar. Namen komen niet altijd overeen met de officiële namen uit de burgerlijke stand. De ambtenaren noteerden de gegevens die werden opgegeven door de bewoners en controleerden ze niet bij de burgerlijke stand.
Register op huis, wijk en straat
De oudste bevolkingsregisters zijn ingedeeld (geordend) per huis of woning. Alle inwoners van een huis staan onder elkaar op een blad van het register, meestal een dubbele pagina in een groot boek. Zo’n dubbele pagina werd folio genoemd. In een oogopslag is te zien of er bijvoorbeeld inwonend personeel was, of andere niet-verwante inwoners. Het adres staat bovenaan het blad. Soms ziet u een straatnaam, soms betreft het adres slechts een aanduiding met een wijk- en huisnummer. Meer uitleg hierover leest u bij ‘Gebruik van nummering’.
Wanneer iemand overleed of verhuisde, werd zijn inschrijving doorgestreept. Men werd door deze handeling op dit adres uitgeschreven en op het nieuwe adres weer ingeschreven. Bladen uit deze bevolkingsregisters staan dus vol met doorgestreepte namen. Bij een verhuizing binnen de gemeente werd niet genoteerd wanneer dit plaatsvond. Van verhuizingen van en naar een andere gemeente werd de datum wel genoteerd.
Als de kolom “geboorteplaats” leeg is betekent dit dat de persoon in de eigen gemeente is geboren. Als de kolom “vorige woonplaats” leeg is in een op wijk ingedeeld register, betekent dat dat deze persoon tijdens de aanleg van dit register al op het genoemde adres woonde.
Niet alle ingeschreven personen op één blad hoorden bij één gezin. In de periode 1860-1880 gebruikten sommige gemeenten geen witregels tussen de ingeschrevenen, ook niet als een nieuw gezin werd genoteerd. Dit kan men alleen opmerken door te letten op de nummering van de personen.
Register op alfabetische volgorde
Sommige gemeenten begonnen al vroeg met het alfabetisch indelen van de bevolkingsregisters op naam van het gezinshoofd. Bij een verhuizing werd dan alleen maar het adres aangepast. Eerst werd dit in boeken geregistreerd, daarna op losse kaarten. Deze kaarten worden gezinskaarten genoemd.
Ook na invoering van een alfabetisch bevolkingsregister moest te achterhalen zijn welke personen op één adres woonden. Daarom werden woningregisters aangelegd. In Rotterdam waren deze losbladig en werden woningkaarten genoemd. Om bijvoorbeeld te achterhalen welke dienstbode er bij een gezin woonde, moet u voor deze periode de woningkaarten raadplegen.
Alleenstaanden werden in aparte registers ingeschreven, ook in alfabetische volgorde.