Valkenburgskamp in Ede

Zoals veel bedrijven en organisaties heeft ook de GEM een eigen vakantiepark. In 1932 koopt de onderneming landgoed Valkenburgskamp, tussen Bennekom en Ede. Daar verrijzen een boswachterswoning, een villa voor de directie en acht huisjes onder één dak voor het personeel. De firma Bolk aan het Noordplein maakt een mooie folder die alle personeelsleden krijgen uitgereikt. Hoewel sommigen de huurprijs aan de hoge kant vinden, wordt het park een groot succes. Al spoedig moet er worden geloot om in de zomer een weekje naar het kamp te kunnen. Op het prikbord in de kantine hangt een aankondiging van de vergadering waarin de huisjes worden toegewezen, met daarnaast de dienstregeling van Auto- en Motorbootdienst “Copla”.

Voor het onderhoud van het park en de woningen schakelt de GEM plaatselijke ondernemers in. Garagehouder Van de Weerd uit Bennekom beschikt over drie bussen en biedt zijn diensten aan om de gasten van het station naar het park te vervoeren. Winkeliers uit Bennekom en Ede pikken een graantje mee door levensmiddelen te leveren aan de huurders. Huisraad kunnen zij echter niet slijten in het park: dat koopt de GEM bij Rotterdamse ondernemers als Rachenberger of Van Rietschoten & Houwens. En kleingoed als deurmatjes, limonadeglazen en afwasborstels wordt gekocht bij de Bijenkorf.

Oorlogsschade

Valkenburgskamp is geen zorgeloos bezit. Op 21 mei 1940 meldt boswachter Van Hattem dat tijdens de Duitse inval circa 150 Bennekommers hun toevlucht hebben gezocht in de huisjes in het bos, ‘maar ze hebben die schoon en onbeschadigd weer afgeleverd’. Gedurende de oorlogsjaren worden ze dan ook ‘gewoon’ verhuurd, al is het wel lastig om aan brandstoffen en levensmiddelen te komen. In het najaar van 1944 gaat het mis. De geallieerden rukken vanuit het zuiden op tot de Rijn en voeren beschietingen uit op bezet gebied. Bennekom ligt net ten noorden van de rivier in de vuurlinie en de bewoners worden geëvacueerd. Ook Van Hattem moet zijn dienstwoning uit, die vervolgens compleet wordt leeggeplunderd. De gasten die op het kamp verblijven, moesten hals over kop vertrekken, soms met achterlating van koffers, kinderwagens en andere spullen. De Duitsers vorderen de vakantiehuisjes en gebruiken ze onder meer als paardenstalling. Ook het bos moet het ongelden, want daar leggen zij loopgraven aan, dwars door de jonge aanplant.

Na de bevrijding moet de GEM constateren dat ‘de Hunnen’ flink tekeer zijn gegaan op het landgoed. Het duurt jaren om via de Schade Enquête Commissie compensatie te krijgen voor de geleden oorlogsschade. De huisjes kunnen bovendien voorlopig niet worden bewoond door het personeel. Ze worden eerst enige tijd gebruikt door het Rode Kruis als huisvesting voor personeel van een nabijgelegen noodhospitaal. Vervolgens vordert de gemeente Ede het complex om de heersende woningnood te lenigen. De GEM ontvangt weliswaar huur, maar wil nóg liever de eigen medewerkers eens op vakantie laten gaan. Die hebben het hard nodig, zo schrijft de directie aan de gemeente Ede met gevoel voor understatement, want: ‘Rotterdam is niet ongeschonden uit de oorlog gekomen’. Pas in 1953-1954 lukt het om via gerechtelijke procedures en deurwaarders de laatste woningen te ontruimen. Eindelijk kunnen GEM-medewerkers weer genieten van een vakantie in het bos.