Havenarbeid was zwaar werk. De arbeiders waren in drie groepen te verdelen; zij die een vast contract hadden en maandelijks of driemaandelijks werden uitbetaald, de ‘losse’ arbeiders, die hun brood aan en vast kantoor verdienden en konden worden ingezet op oproep, en ‘losse’ werklieden die dienstdeden als aanvullende krachten. Deze laatste groep had het helemaal lastig, zij moesten constant actief op zoek naar werk.  

Op rustige momenten liepen er van de circa 12.000 havenarbeiders zo’n 2.000 zonder werk. Havenarbeiders draaiden soms diensten van 36 uur, en als zij hier kritiek op hadden dan werd gedreigd met ontslag. Het is waarschijnlijk dat dit moedwillig tot stand kwam om de macht van stuwadoors (laders en lossers schepen) in stand te houden. De overvloed aan werkkrachten in combinatie met het ‘gunnen’ van werk en de uitsluiting van andere arbeiders stelde hen in staat de concurrentie en onderlinge verdeeldheid onder de arbeiders te handhaven, lonen te drukken en een hechte organisatie van de arbeiders tegen te gaan. Ondanks dat de bedrijven door de druk van de arbeiders geneigd waren de havenarbeiders tegemoet te komen, werd de afhankelijkheid van arbeiders gezien als onhoudbaar en het zou de mechanisatie tegengaan. Hoe sneller de mechanisatie, des te eerder waren zij van de havenarbeiders af. Het werd voor alle partijen steeds duidelijker dat de toekomst lag in mechanisatie en niet in havenarbeid. Daarbij was vooruitgang ook dé manier om de concurrentie voor te blijven. 

 

 

De eerste stakingen 

Aan het begin van de twintigste eeuw nam de innovatie binnen de Rotterdamse haven toe. De opkomst van mechanisatie van de overslag en laadtechnieken had grote consequenties voor havenarbeiders, veel verloren hierdoor hun baan. Na lange tijd onrechtmatig te worden behandeld kwamen de havenarbeiders in opstand en organiseerden zij stakingen tegen deze sociale onderdrukking en technische veranderingen. In 1905 gingen, mede dankzij technische problemen, de graanwegers in staking. Hierdoor brak er langdurige periode van arbeidsonrust aan. Van Beuningen besloot via een schriftelijke verklaring dat hij de havenwerkers tegemoet zou komen: er zouden geen ontslagen meer volgen en de lonen zouden intact blijven, mits er werd onthouden van verdere stakingen. Dit beleid heeft ervoor gezorgd dat de Steenkolen-Handelvereeniging (SHV) een voorsprong kreeg in vele landen waar zij bunkerstations had.  

 

Nog meer verzet 

Havenarbeiders en hun vakbonden waren vanaf het begin tegen de containerisatie. Ook door deze verandering werden er stakingen en boycots georganiseerd in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Deze weerstand had niet alleen te maken met de containerisatie, die over het algemeen werd gezien als onvermijdbare vorm van vooruitgang, maar had vooral te maken met de lonen en de inhoud van het werk. Hier ging technische innovatie gepaard met veranderingen in de sociale organisatie van het werk. Het was dus niet alleen een verzet tegen de industriële en technologische ontwikkelingen.