Scheepvaartonderneming Rotterdamsche Lloyd – vanaf eind 1947 Koninklijke Rotterdamsche Lloyd – heeft een belangrijk aandeel in de repatriëring. Van de 260 schepen die in de jaren 1945-1967 worden ingezet om mensen vanuit Indië naar Nederland te transporteren, levert de Lloyd er 40. Vooral de Willem Ruys vaart tientallen keren op en neer.

De Lloyd richt zich sinds de oprichting in 1883 vooral op de vaart tussen Noordwest-Europa en het toenmalige Nederlands-Indië via het Suezkanaal. De Lloyd werkt daarbij al geruime tijd samen met de Stoomvaart-Maatschappij Nederland (SMN) in Amsterdam. Als de Nederlandse overheid na de oorlog plannen maakt om troepen naar Indië te brengen en evacués op te halen, ligt het voor hand dat zij de beide bedrijven daarbij betrekt.

Moeizaam begin van de repatriëring

Vanaf eind augustus 1945 schuift de directie van de Lloyd dan ook geregeld aan bij overleggen met ambtenaren van de ministeries van Scheepvaart, Oorlog en Overzeese Gebieden. In de praktijk kan men echter nog niet veel doen. De Nederlandse schepen maken nog deel uit van de geallieerde Shipping Pool. Voor hun inzet moet dus worden overlegd met de Britten. Het gevolg is dat het tot eind 1945 duurt voordat de repatriëring enigszins op gang komt. En pas in het voorjaar, als de geallieerden de Nederlandse schepen hebben vrijgegeven, kunnen grote aantallen evacués de oversteek naar Nederland maken.

Lloyd als operator

Schepen van de Lloyd en de SMN vormen vanaf dat moment de ruggengraat van de repatriëringsoperatie. Deze twee maatschappijen fungeren bovendien als operator voor andere scheepvaartondernemingen die vaartuigen aan de regering hebben moeten afstaan voor het vervoer van troepen en evacuees. Dat betekent dat de agenten van de Lloyd en SMN de boekingen doen, maar ook allerlei andere praktische en administratieve zaken regelen, zodra één van die gecharterde schepen een haven binnenloopt. Zo treedt de Lloyd op als operator voor drie schepen van de Holland-Amerika Lijn: de Sommelsdijk, de Sloterdijk en Volendam. Dat duurt tot 1951. In januari van dat jaar arriveert de Volendam voor de laatste keer met repatrianten uit Indonesië. Daarna wordt het schip weer ingezet voor het vervoer van emigranten naar Noord-Amerika. [tekst loopt door onder de afbeeldingen]

Motorschip Willem Ruys

De Rotterdamsche Lloyd blijft tot het begin van de jaren ’60 betrokken bij de repatriëring. Vooral de Sibajak, de Waterman en de Zuiderkruis maken vele reizen van en naar Zuidoost-Azië. Het Lloyd-schip met de meeste repatriëringsvaarten op zijn naam, is echter de Willem Ruys.

Dit schip, genoemd naar de in 1942 door de Duitsers gefusilleerde directeur van de Lloyd, komt in 1947 in de vaart en maakt daarna 66 evacuatiereizen. In 1965 wordt het schip verkocht aan de Italiaanse rederij Flotta Lauro. In 1985 is het nog even wereldnieuws vanwege een kaping door Palestijnse terroristen.

Een kleine twintig jaar later zinkt het voor de kust van Somalië na een hevige brand.

Meer weten over de repatriëring

Publicaties

  • Martin Bossenbroek, De meelstreep. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001)
  • Henk Beekhuis en Herman van Oosten, De repatriëring uit Nederlands-Indië (Groningen 2001)
  • A. Lagendijk, Schakel tussen twee werelden. Repatriërings- en troepenschepen naar een van Indië 1945-1951 (Amsterdam 1991)

Archieven

Websites