Het wonen in het Heilig Geesthuis veranderde met de tijd. Hier een overzicht hoe het leven in het Heilig Geesthuis veranderde, versoepelde en met de tijd mee ging.

1719

Het Heilige Geesthuis had een goede naam en de inwonende mannen waren netjes gekleed. Als ze introkken, moesten ze niet alleen hun beddengoed meenemen maar ook kleding, dat moest bestaan uit zes hemden, beffen of ‘dasjens’, ‘neusdoecken’, twee pakken, een mantel, een rok (een jas met achterpanden), kousen en schoenen. Nergens blijkt dat de mannen in bad gingen. De dertien mannen sliepen zoals gebruikelijk op één zaal. Naast hun bedden stond een kist met persoonlijke bezittingen.

Er werd drie keer per dag gegeten: om 8 uur ’s ochtends, 12 uur ’s middags de warme maaltijd en 6 uur ’s avonds. Het ontbijt bestond uit brood, kaas, vis en pap, en het avondmaal uit pap van grutten, boekweit, haver of gerst, gezoet met stroop. De hoofdmaaltijd bestond meestal uit vlees of vis met bonen, wortelen, erwten of bieten. Dankzij de handel met West-Indië kende men specerijen waarmee de maaltijden werden gekruid.

1820

Het menu was in die tijd beduidend beter dan dat van arme gezinnen, die vaak drie maal per dag aardappelen met azijn aten. Het ontbijt om 7 uur bestond uit brood, melk en gekookt water. De maaltijd ’s middags bevatte vlees, groenten van het seizoen, vis, soep en brood. In de namiddag kreeg men nog melk en thee. De avondmaaltijd bestond uit koud vlees, bokking, eieren met salade, aardappelen en melk. Dagelijks kregen de dertien mannen een pint bier en eens per veertien dagen een pond boter en een half pond kaas. Nieuw waren koffie en thee, soep en salade, een luxe waarvoor de mannen dan ook moesten betalen.

De mannen waren verplicht minstens één maal in de veertien dagen hun voeten te wassen. Over de rest werd niet gerept.

1951

De inwoners van het Heilige Geesthuis hadden veel meer vrijheid. Ze mochten hun kleren houden, overdag gaan en staan waar ze wilden en ze kregen wekelijks zakgeld. Het gebrek aan privacy en de corveediensten namen ze op de koop toe.

De bedsteden waren inmiddels vervangen door couchettes – aparte kamertjes met een gordijntje, zodat de oude mannen iets meer privacy hadden – maar ze sliepen nog steeds gezamenlijk op een slaapzaal. Kleding en persoonlijke spullen werden als vanouds geborgen in een kist. Die stonden niet meer op de slaapzaal maar er was een speciale ‘kistenzolder’.

Het ontbijt was ’s ochtends om 8 uur, het middagmaal om 12 uur en het avondmaal om 6 uur. Tussen de middag at men warm: vlees of vis, groenten en aardappelen. Op vrijdagavond moesten de mannen in bad. Er werd gepraat en gekaart en het hoogtepunt van het jaar was het uitstapje naar de Rotterdamse dierentuin. ‘s Avonds om 10 uur was het bedtijd en ging het licht onverbiddelijk uit.