In april 2022 was het 400 jaar geleden dat het beeld van Erasmus werd geplaatst. In 1616 besluit het Rotterdamse stadsbestuur een nieuw standbeeld van Erasmus te laten maken. Het bronzen beeld van de beroemde geleerde moet in de plaats komen van het twintig jaar oude stenen exemplaar op het Marktveld. 

Het idee voor het nieuwe beeld komt van stadspensionaris Hugo de Groot. Als hoogste ambtenaar van de stad is hij nauw betrokken bij de religieuze richtingenstrijd die dan gaande is. De Groot is voorstander van een kerk waarin ruimte is voor verschillende opvattingen. Een nieuw monument voor Erasmus, die bekend staat om zijn pleidooien voor verdraagzaamheid, kan helpen die boodschap kracht bij te zetten.

Een paar jaar later krijgt de bekende Amsterdamse architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser de opdracht om het beeld te vervaardigen. Het stadsbestuur geeft hem daarvoor een voorschot van vijfhonderd gulden. De totale kosten bedragen zo’n tienduizend gulden. De Keyser overlijdt echter voordat het werk klaar is. Zijn zoon Pieter maakt het standbeeld daarna af.

 

Beeld van Erasmus

Foto: Het standbeeld van Erasmus aan de Grotemarkt, in de tweede helft van de jaren ’30. Richard Boske

Als de bronzen Erasmus in april 1622 op zijn plek wordt gezet, ontstaat rumoer in de stad. Orthodoxe prostestanten beschouwen het monument als een afgodsbeeld. Bovendien keuren ze het af dat er veel geld is uitgegeven aan een standbeeld voor iemand die zo kritisch heeft geschreven over kerk en geloof als Erasmus. 

De kritiek verstomt al snel. Daarna ontwikkelt het Erasmusbeeld zich tot een ware toeristische trekpleister. Hugo de Groot zal het beeld pas jaren na de onthulling voor het eerst zien. In 1618 is hij namelijk gearresteerd vanwege zijn stellingname in de godsdiensttwisten en veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf in Slot Loevestein. Hij weet na een paar jaar te ontsnappen door zich in een boekenkist uit het kasteel te laten smokkelen. Daarna verblijft hij in het buitenland. Alleen in 1631 is hij even terug. Hij bezoekt dan ook Rotterdam, mede om zijn ‘affectie te toonen aan den memorie van Erasmus’.