Uw zoekacties:

303 Archief der hooge Heerlijkheid Albrandswaard

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
303 Archief der hooge Heerlijkheid Albrandswaard
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Titel:
Geschiedenis van de archiefvormer
Ligging der hooge Heerlijkheid
De voormalige hooge heerlijkheid Albrandswaard bestond uit een opwas, gelegen in den Riederwaard aan de Zuidwestelijke punt van het eiland IJsselmonde. Uit de archiefstukken blijkt, dat over de juiste begrenzingen verscheidene malen geschillen gerezen zijn, welke door de toenmalige bezitters in der minne beslecht zijn.
Oorspronkelijk was alleen de genoemde opwas het gebied der heerlijkheid.
De Zuidwestelijke begrenzing werd gevormd door de Maas, later Oude Maas genoemd, zoodat ook dit, weliswaar kleine, gedeelte van ons land al evenzeer den strijd tegen het water te voeren heeft gehad als de overige beneden gemiddeld zeepeil gelegen deelen van de "lage landen bij de zee". Van dezen strijd vinden we in de stukken slechts zelden een vermelding. Eénmaal wordt een verklaring afgelegd waarbij de Allerheiligenvloed van 1570 de oorzaak genoemd wordt van een waal of wiel, terwijl verder enkele stukken op verbetering of aanleg van een deel der "zeewering" betrekking hebben. Het proces van dichtslibbing, waaraan genoemde rivier ook thans nog bij voortduring onderhevig is, doet zich bij den Albrandswaard eveneens voor. Aan- en opwassen worden in den loop der eeuwen van een lastige, in het vaarwater liggende plaat eerst griendland, gors en tenslotte, na bedijking, bouw- of weiland. Zoo ontstonden in de periode waarover de archiefstukken loopen de Kijvelanden - eerst Laetgens genoemd -, de Slobbergorzen, zoomede de Groene Plaat. Van de Kijvelanden komen langzamerhand verschillende perceelen in het bezit der heeren van Albrandswaard, die door deze aankoop en hun gebied aardig weten af te ronden. Ook de Groene Plaat komt in het begin der 19e eeuw in hun bezit.
Leenroerigheid
De eerste vermelding van den Albrandswaard wordt gevonden in 1201, als graaf Dirk VII van Holland de gift van Walterus van Eggemunde en Antonius de Gelmen, bestaande uit het goed Albrandswaard in het land van Putten, aan de abdij ter Does bij Brugge in Vlaanderen, bevestigt. De vidimus van 1287 dezer gift komt bij de archiefstukken voor. Deze toont aan dat de abdij verder in dit oude goed rechten bevestigd kreeg of nieuwe er bij verwierf.
De betrekkingen, die de heeren van Putten met de abdij onderhielden, komen ook in deze archiefstukken naar voren. Die betrekkingen zijn van vriendschappelijken aard geweest en -wat meer zegt- ook langdurig. Slaat men het Maandblad "De Nederlandsche Leeuw" jaargang 1932 bij kolom 368 op, dan zal men daar onder meer vinden, dat Beatrix vrouwe, van Putten en Strijen, gehuwd met Hugo heer van Sottegem en van Heusden, burggraaf van Gent, in 1321 door financieele moeilijkheden genoodzaakt is aan de abdij ter Does vergunning te geven over Albrandswaard en Heiligenberg, een ander goed, vrijelijk te beschikken. Op welk tijdstip de vrije beschikking van ter Does over den Albrandswaard opgehouden is en weder aan Putten gekomen is, valt uit de stukken niet op te maken. Evenmin is van een totaal losmaken van het verband met ter Does daarin iets te vinden.
In 1380 draagt Sweder van Gaesbeek, heer van Putten enz., aan heer Aelwijn van Rijsoort een hem toebehoorend deel van den Albrandswaard over. Een bewijs, dat de abdij ter Does over dat gedeelte de beschikking niet meer heeft. Uit de acte van 18 April 1411 blijkt, dat Jacob van Rijsoord toestemming verkrijgt al het land van Albrandswaard te bedijken. De conclusie ligt voor de hand, dat ter Does dan geen zeggenschap over of invloed op het geheele gebied heeft.
Het verband met Putten blijkt in 1422 nog doordat Jacob van Rijsoord aan den heer van Gaesbeek, Putten en Strijen en diens nakomelingen, de schouw der dijkage opdraagt. Of de leenroerigheid aan Putten blijft bestaan tijdens Jacob bovennoemd en de hem opvolgende bezitters, blijkt niet uit de archiefstukken. Wanneer ze is blijven bestaan, dan heeft in ieder geval de leenopdracht, in 1456, aan Philips van Bourgondië door Jacob van Gaesbeek, laatsten heer van Putten bij diens kinderloos overlijden in het jaar 1459 den Albrandswaard, met de overige Puttensche leenen aan de grafelijkheid gebracht. * 
Als tijdens den tachtigjarigen oorlog "de Nieuwe Rijkdom" in de Republiek overal opkomt en geldbelegging zoekt, wordt in 1596 door den laatsten adellijken bezitter het goed aan Joris de Bie of de Bije, thesorier-generaal der Vereenigde Provinciën, verkocht. * 
In diens geslacht blijft de Albrandswaard tot 1751, waarna het goed overgaat op den echtgenoot van Josina Maria de Bije, uit wiens familie, in 1779, het goed komt aan Maria Jacoba Montagne.
De leenroerigheid aan de Staten van Holland, als opvolgers der grafelijkheid, neemt een einde, als krachtens de staatsregelingen van 1798, 1801, 1805 de leenverhoudingen verdwijnen.
Heerlijke rechten
Aan de heerlijkheid zijn indertijd verschillende, rechten verbonden geweest, die meerendeels uit de stukken duidelijk blijken. Een uitzondering hierop maakt het recht van collatie van een predikant te Poortugaal, gemeenschappelijk met de heerlijkheid Poortugaal. Stukken, welke hierop betrekking hebben, komen niet voor.
Het recht wordt vermeld, met enkele andere dan nog overgebleven heerlijke rechten, in de verkoopacte van 7/14 Juni 1859 en aldaar nader omschreven.
De gemeente Albrandswaard

Aan Albrandswaard is als zelfstandige gemeente slechts een kort bestaan beschoren geweest. Bij de archiefstukken wordt aangetroffen een extract uit het verbaal der zitting van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en van het K.B., waarbij tot samenvoeging van de gemeenten Albrandswaard en Poortugaal werd besloten. Deze samenvoeging vond plaats in 1841.
Geschiedenis van het archief
Inhoud en structuur van het archief
Samenvatting van de inhoud
Verantwoording
Aanwijzingen voor de gebruiker
Opmerkingen openbaarheidsbeperkingen
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Kenmerken

Datering:
1201-1908
Beschrijving:
Archiefstukken der Hooge Heerlijkheid Abrandswaard
Auteur:
J.H. Brakke
Plaats van uitgave:
Rotterdam
Jaar van uitgave:
1949
Overheid of particulier:
Particulier
Trefwoorden:
Geografische namen:
Archiefvormer(s):