Zoeken in de beeldbank

Cornelis Huybrechtsz van Adrichem, jachtschuitvoerder op Delft, en echtgenote Maertjen Ariensdr maken hun testament. Cornelis benoemt Maertjen tot universeel erfgename, met een legaat van 200 gulden voor de armen van de Grote Kerk en idem voor de wezen; en als legaat aan zijn familie/erven a.i. zijn lijfgoed en wanneer zij na hertrouwen sterft 1.000 gulden. Maertjen benoemt Geertje Cornelisdr van den Post, haar dochter uit eerder huwelijk, tot erfgename, met een kindsdeel aan Cornelis. Naar keuze mag hij het huis waarin Maertjen woont- aan de oostzijde van de Delftsevaert bij 't verlaet- overnemen voor 3.500 gulden. Haar lijfgoed/sieraden gaan naar haar dochter.
NB: Cornelis tekent als Cornelys Hubrechtsen van Adrychem.

Poulus Cornelisz Troudenius, tinnegieter te Gouda (ter Goude), bekent een bedrag van 273 gulden schuldig te zijn aan Jan Leendertsz Pot, tinnegieter alhier, wegens geleverd tinnewerck. Ze komen een betalingsregeling overeen; Jan dient eventuele onvolkomenheden aan de vormen te verbeteren. Cornelis van Wijck, kruydenier stelt zich borg.
NB: Poulus tekent als Paulus Traudenius; zie acte ONA 308-161.

Elisabeth de Clecq, weduwe van Balten Verdonck, benoemt kind(eren) van haar zoon Cornelis Verdonck tot haar universele erfgename(n); de zoon krijgt het vruchtgebruik van haar goederen. Indien de echtgenote van haar zoon, Margrieta Krommelingh, eerder overlijdt dan haar zoon, dan gaan alle goederen naar de zoon. Zoon Cornelis zal ook de administratie en beheer verkrijgen. Elisabet is ziek van lichaam.

Gerrit Jansz van Wijck, kleermaker, verkoopt aan Jannetje Tijssen, weduwe van Gijsbert Cornelisz Verveen, een huis met erf aan de oostzijde van de Roode Santstraet, begrensd tZ aan Maerten Jansz Plemp, metselaar, en tN aan Neeltje Fransdr; met vrije doorgang, strekkend tot de gang van Maerten Plemp. Het pand is belast met 1.020 gulden, hetgeen wordt overgenomen en in mindering komt van de koopsom van 1.575 gulden.
NB: Gerrit tekent als Gerrit Jans, Jannetje als Jennetjen Mattijs.