Zoeken

Gerrit Arentsz de Klerck, cuijper, en zijn vrouw Liedewij Jans benoemen elkaar tot enig erfgenaam en voogd.
Zij wonen op de Keijsergracht.

Annetgen Pieters, voljaarde ongehuwde dochter, wonend aan de noordzijde van de Blaack, benoemt tot enig erfgenaam haar vader Pieter Gerritsz, wagemaker, wonend in Out-Beijerlant.
Als vader al overleden zou zijn benoemt zij in zijn plaats haar zuster Marijtge Pieters, wonend aldaar.
De erfgenaam moet legaten uitkeren aan de kinderen van Jenneken Loije, vrouw van Paulus Isacxsz van der Peel (haar kleding en zilverwerk), aan haar nicht Grietgen Jans, dochter van Maijken Barten, wonend in 't Zuijtlant (kleding), aan Cornelis Jacobsz van Bevel, schipper (100 gulden), aan de diaconije-armen van de gereformeerde kerk (25 gulden), aan haar neef Gerrit Harmensz, zoon van wijlen Harmen Gerritsz (12 gulden) en aan Abiegeltjen Vyerly (haar naaidoos met inhoud).

Pieter van Waasberge, out-schepen van Beukelsdijck, Blommersdijck en de Landen van Kool, weduwnaar van Catarina La Vie, maakt voorwaarden voor zijn a.s. huwelijk met Maria Cornelis van Thuijl, jongedochter. Zij wordt bijgestaan door de notaris als gekozen voogd.
Er zal geen gemeenschap van goederen zijn, ook niet van winkel, verlies of winst, erfenis.
Winst en verlies komen voor rekening van de bruidegom. Hij belooft zijn huisgezin eerlijk te onderhouden.
Als de man eerst overlijdt, ontvangt zijn vrouw 1500 gulden als morgengave.
Als de vrouw eerst overlijdt gaat 1500 gulden naar zijn voorkinderen.

Jan Cornelisz van Rotterdam benoemt tot enig erfgenaam Maritgen Isaacks, jongedochter, wonend in de Bancquetstraat.
Jan is bootsgesel op het schip de Melckmeijt, waar Michiel Cornelisz schipper op is. Hij woont eveneens in de Bancquetstraat.