Elevators geëvacueerd

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog valt de aanvoer van goederen van overzee vrijwel volledig stil. De graanelevators hebben het bombardement vrijwel ongeschonden doorstaan, maar nu liggen ze werkloos in de Maashaven. Om ze te beschermen tegen eventuele gevechtshandelingen worden ze uit voorzorg versleept naar Opperduit, een buurtschap aan de Lek, net boven Lekkerkerk.

Diefstal

Maar ook in Lekkerkerk zijn de elevators niet veilig. Op 1 oktober 1944 worden ze beschoten door geallieerde vliegtuigen. Heel wat machines hebben schade en sommige dreigen zelfs te zinken. Op deze afgelegen locatie zijn ze bovendien doelwit van plundering. Aan boord van elke elevator is immers een voorraad kolen en met de winter op komst zijn die zeer gewild. De bevolking lijdt niet alleen honger, maar zit ook te springen om brandstof voor verwarming en om op te koken. Vanaf november 1944 vinden steeds meer diefstallen plaats. Op 2 januari bijvoorbeeld constateren de machinisten die de elevators inspecteren, dat 10 tot 20 ton kolen wordt vermist. Vermoedelijk hebben de dieven zich door een luchtkoker laten zakken en de bergplaats opengebroken.

Kolen in de kinderwagen

Zodra de oorlog afgelopen is, arriveren de eerste graanschepen in Rotterdam. De elevators worden één voor één teruggesleept naar de haven. Maar de machines kunnen pas aan het werk als de overheid de GEM voldoende kolen toewijst. En als die arriveren, moeten ze streng worden bewaakt, want voor particulieren is brandstof nog nauwelijks te verkrijgen. Op 7 juni 1945 worden tussen half vier en vijf uur in de ochtend liefst negen personeelsleden van de GEM op heterdaad betrapt bij het stelen van kolen. Ook de broer van een machinist wordt aangehouden omdat hij ‘met een kinderwagentje een zak kolen vervoerde’. De oorlog is dan wel voorbij, de schaarste aan eerste levensbehoeften houdt nog jaren aan.