Geschiedenis van het Heilige Geesthuis

Het is onduidelijk wanneer het Heilige Geesthuis precies is opgericht, maar uit historische bronnen weten we wel dat dit voor 1434 moet zijn geweest.

Vrouwenhuisgang

Geveltraphuis aan de Hoogstraat. Daarnaast doorkijk naar de Vrouwenhuisgang, waar 'Geefhuisjes' staan, beheerd door het Heilige Geesthuis
Geveltraphuis aan de Hoogstraat. Daarnaast doorkijk naar de Vrouwenhuisgang, waar 'Geefhuisjes' staan, beheerd door het Heilige Geesthuis. Collectie 4029, PBK-3103

Stichters Aelwijn Floriszoon van der Meer en zijn vrouw Maritge moeten vermogende burgers zijn geweest, want het stichten van een charitatieve instelling was duur. Hun drijfveren voor de stichting zullen divers geweest zijn: Enerzijds waren rijken begaan met het lot van de armen en wilden zij liefdadigheid bieden, anderzijds wilden ze na hun dood graag een plaatsje in het hiernamaals zekerstellen. Vanuit het christelijke idee van 'charitas' (liefdadigheid) geloofde men in de Middeleeuwen namelijk dat hulp aan behoeftigen zou zorgen voor een korter verblijf in het vagevuur en een snellere opname in de hemel. Daarnaast leverde het bieden van liefdadigheid welgestelde burgers aanzien en naamsbekendheid in hun stad op.

Vanaf het begin was het Heilige Geesthuis bestemd voor hulpbehoevende oudere Rotterdammers. Al snel ontstond de gewoonte om dertien mannen te huisvesten. Deze gewoonte, die herinnerde aan het aantal tafelgenoten aan het Laatste Avondmaal, kwam ook in andere plaatsen voor. Het Heilige Geesthuis werd dan ook vaak de ‘Kamer van XIII’ genoemd.

In de Middeleeuwen waren ouderen een tamelijk zeldzame verschijning. De meeste mensen werden maar tussen de dertig en veertig jaar oud. Oud zijn betekende in veel gevallen armoede en gebrek lijden. Gasthuizen en hofjes voorzagen dan ook duidelijk in een behoefte.

Winterdeling

In de zeventiende eeuw kregen zo’n vierhonderd Rotterdammers brood en turf, in de achttiende- en negentiende eeuw liep dat vanwege slechte economische omstandigheden op tot zevenhonderd. Wit brood en turf werd uitgedeeld aan mensen die ‘het lood hadden’: erkende armen die als bewijs van onvermogen een driehoekig loodje kregen uitgereikt met daarop het symbool van de heilige geest. Natuurlijk werd er met het lood gefraudeerd. Ze werden nagemaakt of verkocht. In 1840 werden de loodjes vervangen door op naam gestelde kaarten.

In de twintigste eeuw werd het voedselpakket verrijkt met rundvlees, spek, boter, margarine en dekens. Tot de Tweede Wereldoorlog kregen nog zo’n zeshonderd Rotterdammers voedsel en brandstof van het Heilige Geest-Huis. Na de invoering van de AOW (1956) en de Algemene Bijstandswet (1964) werden de winterdelingen stopgezet. De 29 overgebleven bedeelden kregen een cheque ter waarde van 47,50 gulden.

Meer informatie

Een invloedrijk instituut

Het Heilige Geesthuis Rotterdam werd rond 1434 door Aelwijn Floriszoon gesticht. Er werden arme mannen verzorgd die hulp nodig hadden. Het Heilige Geesthuis bestond tot 1972 en was een van de oudste 'verzorgingstehuizen' van Nederland. De Stichting Heilige Geesthuis bestaat nog wel. Zij zet zich als fonds in voor de modernisering van de ouderenzorg.