Na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië komt er een tweede evacuatiegolf op gang: in de jaren 1950-1951 vertrekken circa 86.000 personen naar Nederland. Onder hen de Molukse soldaten van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) met hun gezinnen. Op 21 maart 1951 meert het eerste schip, de Kota Inten, af aan de Lloydkade in Rotterdam.

Tot 21 juni zullen nog elf ‘Molukse transporten’ in Rotterdam en Amsterdam aankomen, met in totaal ongeveer 12.500 mensen aan boord. Ze zijn naar Nederland gehaald omdat hun veiligheid niet langer gegarandeerd kan worden, nu het Indonesische leger de Zuid-Molukken heeft bezet.

De bijna 1000 Molukkers die als eerste voet aan Nederlandse wal zetten, treffen het niet. Er staat op die eerste lentedag een gure zuidwesten wind en er valt geregeld natte sneeuw. In Suez hebben de vrouwen en kinderen militaire trainingspakken gekregen, maar toch gaan ze rillend van boord.

Een tijdelijk verblijf

Bij aankomst worden ze namens de koningin toegesproken door generaal Buurman van Vreede. ‘De zorg die de Nederlandse regering aan u wijdt, terwijl het land in grote moeilijkheden verkeert, vraagt van uw kant ook medewerking’, zo zegt hij onder meer. Verder spreekt hij de hoop uit dat het verblijf hier ‘een goede herinnering’ zal blijven. De Nederlandse regering, maar ook de Molukkers zelf, gaan er dan nog vanuit dat hun verblijf in Nederland tijdelijk is. [tekst loopt door onder de foto's]

52 woonoorden

Na hun aankomst gaan de meeste Molukkers per bus naar het mobilisatiecentrum Amersfoort, waar ze worden onderzocht op tuberculose. In Amersfoort ontvangen de militairen ook hun ontslagformulier: een gestencild papiertje waarop vaak niet eens de naam van de betrokkene is ingevuld. Sommigen weigeren het te ondertekenen. Vanuit Amersfoort vertrekken ze – opnieuw per bus – naar een van de 52 woonoorden. Achter de term ‘woonoord’ gaan allerlei soorten huisvesting schuil: militaire complexen, kloosters, villa’s en twee voormalige Duitse kampen: Vught en Westerbork.

Molukse wijken in de regio Rotterdam

In de omgeving van Rotterdam zijn aanvankelijk geen Molukse woonoorden. Dat verandert in 1952 als een groep Molukse ex-politiemannen zich in Slikkerveer vestigt, waar ze aan de slag kunnen bij twee scheepswerven en een constructiebedrijf. De nieuwe werknemers krijgen onderdak in een bedrijfsloods die al gauw wordt omgedoopt in Kamp Q.

In 1958 vestigt een aantal Molukse gezinnen zich in een barakkenkamp bij Capelle aan den IJssel. Dit kamp, dat IJsseloord wordt genoemd, omvat onder meer een kerkgebouw, een school, een badhuis en een polikliniek. In 1972 verhuist een groot deel van de gezinnen in IJsseloord naar de nieuwe Molukse buurt in de wijk Oostgaarde. Ook elders in de regio, zoals in Krimpen en Ridderkerk, zijn inmiddels Molukse wijken gebouwd, aangezien het ‘tijdelijke verblijf’ van de Molukkers inmiddels een behoorlijk permanent karakter heeft gekregen.