De oprichting van Bad- en Zweminrichtingen 1850-1910

Het negentiende-eeuwse Rotterdam is een waterrijke stad met vele grachten, singels en rivieren. In de zomermaanden maken inwoners (bijna uitsluitend mannen en jongens) graag gebruik van al het aanwezig water om te baden of te zwemmen. Mannen uit ‘de lagere standen’ kunnen zich geen speciale zwemkleding permitteren en baden daarom doorgaans naakt. Hoewel er geen wetgeving bestaat tegen zwemmen in het openbaar worden de baders regelmatig verjaagd door de politie. Het gedrag van de naaktzwemmers is een doorn in het oog van de burgerij omdat het haaks staat op hun ideeën over fatsoen en goede zeden. Toch is het juist de groep van liberale burgers die keer op keer het initiatief neemt tot de oprichting van speciale bad- en zweminrichtingen, ook bestemd voor armere stadsgenoten. Zij doen dit vanuit het oogpunt van hygiëne en geestelijke en lichamelijke gezondheid.

Al in 1845 richten leden vanuit de Rotterdamse burgerij een commissie op voor de oprichting van een ‘Zwemschool’. De achtergrond van de Zwemschool is de beweging van de Sociaal Hygiënisten die bestaat uit artsen en vooraanstaande burgers. De hygiënisten leggen voor het eerst een verband tussen de relatie tussen sociaaleconomische omstandigheden en gezondheid.  Een onderdeel van de theorie zijn hun ideeën over het belang van baden en zwemmen voor de lichamelijke en ook geestelijke gezondheid van de bevolking. Lichaamshygiëne en geestelijke ontspanning worden gezien als belangrijke middelen om ziekten te voorkomen. Leden van de Rotterdamse burgerij in de vorm van de ‘Zwemschool’ pleiten daarom voor goede en veilige zwemgelegenheden in de rivier en in singels.

De ‘Zwemschool’ doet voorstellen aan de gemeenteraad voor een geschikte ligplaats voor een drijvend zwembad. Dergelijke zweminrichtingen bestaan in die tijd uit houten pontons die in het water van een stromende rivier of singel zijn geplaatst. Een locatie aan de Maas ter hoogte van het Park wordt uiteindelijk afgewezen en het zou nog jaren duren eer de eerste Rotterdamse Zweminrichting geopend wordt. In de tweede helft van de negentiende eeuw is de gemeenteraad namelijk hoofdzakelijk op zoek naar mogelijkheden tot uitbreiding van stad en havens. Toekomstige bad- en zweminrichtingen mogen niet ten koste gaan van de ligplaatsen van schepen en ook geen belemmering vormen voor de uitbreidingen van het havengebied. (Tekst gaat verder onder de afbeelding.)
 

Uiteindelijk komen er in 1854 twee zweminrichtingen in Rotterdam. Het bad van de Zwemschool wordt gerealiseerd in de Maas, ter hoogte van de Boompjes. Verder komt er een particuliere was-, bad- en zweminrichting met een eerste en tweede klasse aan de Baan in de Schiedamsesingel. De badruimte is er gescheiden in een deel voor mannen en voor vrouwen. Meisjes en vrouwen worden in die tijd niet geacht te zwemmen dus het bassingedeelte is uitsluitend bedoeld voor mannen. Deze inrichting beschikt over 68 badkamertjes. Daarnaast zijn er kleedhokjes voor degenen die gebruik maken van het zwembad. Mannen en jongens die zwemmen in de tweede klasse zijn verplicht een zwempak van de instelling te dragen. Pas twintig jaar na de opening van de zwemschool wordt het bad voor enkele uren per dag opengesteld voor vrouwen en meisjes. In de later geopende zweminrichtingen worden de bassins voor mannen en vrouwen van elkaar gescheiden. (Tekst gaat verder onder de afbeeldingen.)
 

Bij de opening van de 'was-, bad- en zweminrigting' aan de Baan kost een kaartje 25 cent voor de eerste klasse en vijf cent voor de tweede klasse. Voor velen was ook dit bedrag te hoog. Net als voor de oprichting van de twee baden maakten zij nog steeds gebruik van de singels, grachten en rivieren. Ook zwemmen en baden in paardenwedden (een soort wasstraten voor paarden) is populair vanwege de geleidelijk aflopende bodem. De burgerij heeft geen goed woord over voor dit gedrag. Ingezonden artikelen in kranten spreken over ‘zedenkwetsende’ beelden van naakte mannen in de stadssingels. Ex-docent en sociaal activist Jacob de Vletter (1818-1872) organiseert rond 1865 een dagelijks zwemuur voor jongens uit de lagere standen om hen zo bewust te maken van het belang van een goede lichaamshygiëne. Hij doet dit in het Maaswater bij de Oude Plantage. Ondanks deze afgelegen plek en het feit dat er geen lokale wetgeving bestaat die zwemmen in het openbaar verbiedt, worden de baders keer op keer door de politie verjaagd. De Vletter start in 1868 uiteindelijk een campagne tegen dit politieoptreden en ook hekelt hij de opvattingen van de burgerij over de zedelijkheid. De zwemmers spoort hij desondanks aan om voortaan te baden in een zwembroek. Tenslotte verzoekt De Vletter de gemeenteraad een gratis badgelegenheid open te stellen voor kinderen uit lagere standen. De actie van De Vletter draagt het jaar daarop bij aan de komst van een zeer eenvoudig zwembassin zonder badkamers en kleedhokjes in de Oostvest.

De laatste twee decennia van de negentiende eeuw groeit de stad qua grondgebied en bevolkingsaantallen exponentieel. Het gemeentebestuur doet echter geen moeite het aantal bad- en zweminrichting in de stad uit te breiden. Aan het einde van de negentiende eeuw zetten liberale burgers zich in om de woon-, leef- en werkomstandigheden van de arbeiders te verbeteren. Verschillende maatschappelijke en politieke organisaties zoals  ‘De Zwemschool’,  de Rotterdamse afdeling van de Sociaal Democratische Bond (SDA), vrouwenorganisaties en de ‘Maatschappij tot Nut van het Algemeen’ dienen in deze periode verzoeken in om de bad- en zwemgelegenheden van de lagere standen uit te breiden of te verbeteren. Uiteindelijk verschijnen er dankzij de inspanningen van de bovengenoemde organisaties vier nieuwe zweminrichtingen in de stad, o.a. in de Middenkous (Delfshaven) en in de Kralingse Plas. Tegelijkertijd worden de baden in de Oostvest en in de Goudsche Vest gesloten. Het verzoek om  zwemvoorziening beschikbaar te stellen voor vrouwen en meisjes uit de lagere standen worden keer op keer afgewezen. Vrouwenzwemmen had in het gemeentebeleid nog jarenlang een lage prioriteit. (Tekst gaat verder onder de afbeeldingen.)

 

Het eerste overdekte zwembad van de stad

De bestaande gemeentelijke zweminrichtingen bevinden zich allemaal in de rivier. Het zijn in feite drijvende bakken aan ankers met een bodem in de vorm van een soort vergiet. Ze liggen bijvoorbeeld in de Maas, de Koushaven, de Koningshaven, de Maashaven en in het Mallegat op Zuid. In de winter zijn deze baden uiteraard gesloten. Binnenzwemmen is mogelijk vanaf 1905, dan opent het eerste overdekte zwembad in Rotterdam aan de Tuindersstraat. Deze straat bevindt zich tussen de Kruiskade en de (tegenwoordig Oude) Binnenweg. Het bassin is gevuld met gechloreerd drinkwater heeft een lengte van 15 meter. De zweminrichting Tuindersstraat beschikt over een groot aantal kleedkamertjes. Behalve zwemmen kan er men er ook een badkamer ‘met kuipbad’ huren en een stoombad of een massage-behandeling nemen. De zweminrichting adverteert met de leus: “wasschen is goed, baden is veel beter, zwemmen is het best!”. Bij het bombardement van 14 mei 1940 is het zwembad in de Tuinderstraat vernietigd.