De twee Betsy's van Tesselschade-Arbeid Adelt
Al een aantal jaar zijn we in het bezit van het archief van de Rotterdamse tak van Tesselschade-Arbeid Adelt (1871). Dit jaar ontvingen we daar een aanvulling op. In het kader van het Rotterdamse Jaar van de Vrouw, lichten we twee dames uit, die een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de twee oudste vrouwenverenigingen van Nederland.
Tesselschade en Arbeid Adelt

Tesselschade en Arbeid Adelt zijn Nederlandse vrouwenverenigingen die in de 19e eeuw zijn opgericht om de economische zelfstandigheid van vrouwen te bevorderen. Tesselschade richtte zich vooral op hulp aan minder welgestelde vrouwen, terwijl Arbeid Adelt zich concentreerde op het promoten van kunstnijverheid van vrouwen uit de middenklasse. Beide verenigingen organiseerden tentoonstellingen, verkoopmogelijkheden en opleidingen. In 1947 zijn de verenigingen gefuseerd tot Tesselschade-Arbeid Adelt, die nog steeds actief is en zich inzet voor scholing en werk voor vrouwen.
De in Delft geboren Betsy Perk legde de basis voor Arbeid Adelt, Betsy Baelde was de drijvende kracht achter de Rotterdamse afdeling van Tesselschade.
Betsy Perk (1833-1906): de grondlegster van Arbeid-Adelt
Betsy Perk, de grondlegster van Arbeid-Adelt, wordt op 26 maart 1833 geboren in Delft. Ze komt uit een welgesteld gezin. Haar vader is koopman en graanhandelaar en heeft de financiële middelen om de jongere broers van Betsy een academische opleiding te laten volgen. Zelf krijgt Betsy dit privilege niet van haar vader en dat valt haar zwaar.
In 1866 blijkt hoe fragiel de financiële zekerheid van een negentiende-eeuwse vrouw is als eerst haar verloofde haar verlaat en daarna haar vader komt te overlijden. Deze gebeurtenissen alsmede haar intellectuele ambities dragen bij aan haar drang naar zelfontwikkeling en haar inzet voor gelijke kansen voor vrouwen. Ze publiceert haar meningen in feministische tijdschriften zoals De Tijdspiegel, Ons Steven en Onze Roeping.
Tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) ziet Betsy hoe vrouwen zich verenigingen en middels de verkoop van handwerken geld binnenhalen voor het Rode Kruis. Dat inspireert haar om datzelfde jaar de eerste vrouwenvereniging van Nederland op te richten: 'Arbeid Adelt'. Het doel van deze vereniging is het verbeteren van de financiële zelfstandigheid van ongehuwde vrouwen binnen de gegoede burgerij.
Het streven om alleen vrouwen uit de gegoede burgerij te helpen zorgt al snel na de oprichting voor frictie binnen het bestuur van de vereniging. Sommige dames willen dat vrouwen hun handwerken anoniem kunnen verkopen, zodat kopers niet weten uit welke stand de maakster afkomstig is. Betsy Perk is hiertegen; zij vindt dat het verkoopplatform exclusief voor dames van stand moet blijven.
Betsy’s lidmaatschap en bestuursrol bij de vereniging zijn van korte duur door eerdergenoemd conflict. Ze trekt zich terug en richt zich volledig op haar literaire werk.
Betsy Baelde (1859-1947): een Rotterdamse kracht binnen Tesselschade
Bijna gelijktijdig met de vereniging Arbeid Adelt ontwikkelt zich de vereniging Tesselschade. Net als Arbeid-Adelt organiseert Tesselschade een verkoopplatform voor handwerken. Het grootste verschil tussen de verengingen is dat Tesselschade dit platform openstelt voor alle vrouwen, ongeacht hun sociale achtergrond. Tesselschade is dan ook in 1872 ontstaan uit het conflict dat zich binnen het bestuur van Arbeid-Adelt heeft voorgedaan.
De landelijke vereniging Tesselschade kent ook een Rotterdamse afdeling met een eigen winkel voor de verkoop van handwerken en een eigen arbeidsbureau voor het ondersteunen van werkzoekende vrouwen. Deze afdeling ontstaat kort na de oprichting van de landelijke vereniging. Eén van de oprichters is mevrouw Baelde-Delprat, een Rotterdamse vrouw uit een intellectueel predikantengezin dat scholing hoog in het vaandel heeft staan. De dochter van mevrouw Baelde-Delprat, Elizabeth (Betsy) Baelde treedt in haar moeders voetsporen en wordt een belangrijke feministe binnen de Nederlandse én Rotterdamse samenleving.
Ze laat haar stem horen binnen diverse feministische (Rotterdamse) verenigingen zoals de Rotterdamse tak van de Nederlandse Bond voor Vrouwenkiesrecht, de Nationale Vrouwenraad en het Vrouwencomité. Daarnaast richt Betsy eind negentiende eeuw het Bureau van Voorlichting op voor de Rotterdamse Tesselschade. Zij bekleedt hier de functie directrice en reist heel het land door om Rotterdamse werkzoekende vrouwen van een werkplek te voorzien. Het stadarchief is in het bezit van haar dagboek waarin zij deze dagelijkse activiteit vastlegt (Toegang 125, inventarisnummer 109). Zo schrijft zij bijvoorbeeld:
“Brief van mevrouw E.V. Dantzig, ontvangen door het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid. Wil om hare gezondheid Rotterdam verlaten. Geeft zang- en pianolessen liefst op kostschool niet te ver van huis”
Ook doet ze een aanbeveling aan een bekende Nederlandse schrijver:
“De heer Nolst Trenité vraagt iemand om dagelijks met de kinderen te studeren. Mevrouw De Hen wordt aanbevolen en aangenomen.”
In 1894 wordt Betsy benoemd tot bestuurslid van de Rotterdamse afdeling van Tesselschade. Ze wordt geprezen om haar verdiensten en wordt bij meerdere verenigingen als erelid aangedragen. Zij heeft tot haar overlijden in 1947 een grote bijdrage geleverd aan het verbeteren van de omstandigheden van vrouwen, maar ook van migranten en andere doelgroepen die minder eenvoudig aan werk komen.
Vrouwenjaaractiviteiten elders in de stad
Meer weten over activiteiten in de stad in het kader van het vrouwenjaar? Ga dan naar de website Vrouwen van Rotterdam.