Vrouwenjaar 2025

Het stadsarchief diept Rotterdamse vrouwengeschiedenis op, aan de hand van stukken uit onze collectie. Lees bijvoorbeeld dagboekfragmenten van vrouwen uit de Tweede Wereldoorlog, of bekijk beelden van een fotografe uit een tijd dat alleen mannen fotografeerden.

De eerste vrouwelijke wethouder van Rotterdam

Nancy Zeelenberg in 1956, toen ze benoemd werd tot wethouder. Foto Cock Tholens, collectie 4147, nr. THO-1103
Nancy Zeelenberg in 1956, toen ze benoemd werd tot wethouder. Foto Cock Tholens, collectie 4147, nr. THO-1103

In 1964 bezocht de Rotterdamse wethouder van financiën en kunstzaken Jannetje ‘Nancy’ Zeelenberg (1903-1986) een tentoonstelling van de wereldberoemde Russische kunstenaar Wassily Kandinsky in Bazel. Toen het New Yorkse Guggenheim datzelfde jaar plots vijftig Kandinsky’s op de markt bracht, was Zeelenberg vastberaden: vanwege het grote belang voor museum Boijmans van Beuningen – en daarmee voor Rotterdam – moest de gemeente elf schilderijen voor het museum aankopen. 

‘Dat lukt nooit’, waarschuwde de kunsthandelaar die de klus moest klaren. Maar het onmogelijke gebeurde toch en niet veel later was het museum elf topstukken rijker. Dat het gelukt was te concurreren op een belangrijke veiling was tot daar aan toe, maar dat het Zeelenberg lukte om de gemeente te overtuigen van een miljoenenaankoop was ‘een wonder’, aldus de toenmalige Boijmans-directeur J.C. Ebbinge Wubben. 

Doortastendheid en overredingskracht kenmerkten Nancy Zeelenberg. Na haar indrukwekkende loopbaan (lid van de Provinciale Staten namens de PvdA, eerste vrouwelijke lid van het college van B&W (!), lid van de Gemeenteraad van Rotterdam, lid van de Eerste- en Tweede Kamer, locoburgemeester van Rotterdam en lid van de Raad van State) werd ze door oud-collega’s getypeerd als een zeer toegewijd persoon die altijd nauwgezet en gedetailleerd te werk ging. Ze had daarbij veel juridische kennis, kende Den Haag door en door en had ‘gouden contacten’ met ministers, topambtenaren en het parlement. Dit alles maakte haar een onmisbare kracht voor de grote en dure projecten in Rotterdam waar ze medeverantwoordelijk voor was – denk aan de bouw van de Doelen, Botlek, Europoort en de aanleg van de metro. 

Ondanks haar kwaliteiten werd Zeelenberg lager ingeschat dan haar mannelijke evenknieën. Bij haar aantreden als wethouder in 1956 had ze zich al ruimschoots bewezen en toch kreeg ze alleen de portefeuille voor Financiën toegeschoven, terwijl haar voorganger ook verantwoordelijk was geweest voor de haven. Dit laatste vond men nu eenmaal geen geschikt werkterrein voor een vrouw. De portefeuille Kunstzaken, die ze er later bijkreeg, zou beter bij haar passen. Zeelenberg – die overigens vond dat het niet om haar vrouw-zijn moest gaan – probeerde zich juist hard te maken voor gelijke rechten tussen mannen en vrouwen. Ze was actief voor de Vrouwenbond van de PvdA en de Vereniging voor Vrouwenbelangen. Maar ondanks haar vooruitstrevende houding ten opzichte van man-vrouwverhoudingen was ze ook een product van haar tijd: werken was goed, maar moeders hadden volgens haar vooral de plicht om de eerste jaren na de zwangerschap te stoppen met werken. Met Hedy d’Ancona’s denkbeelden had ze ook maar weinig op en vrouwelijke gedetineerden konden wat haar betreft niet beter re-integreren dan door keukenwerk.

Voor Zeelenberg – zelf ongehuwd en zonder kinderen – kon het werkende leven niet lang genoeg duren. Ze ging pas met pensioen op haar 75ste, maar had daarna zó graag nog willen meewerken aan de realisatie van de nieuwe Rotterdamse Schouwburg. Het laat maar zien hoe gedreven ze was voor Rotterdam. 

Op de beeldbank van het Stadsarchief Rotterdam zijn diverse foto’s van Zeelenberg te vinden, vaak omringd door mannen bij belangrijke gebeurtenissen of vergaderingen. Daarnaast heeft het Stadsarchief verschillende documenten in de collectie; variërend van concepten van haar politieke redevoeringen, tot stukken van haar lidmaatschap van de Eerste Kamer en persoonlijke aantekeningen. Deze zijn te vinden in de handschriftenverzameling, in de inventarisnummers 4640-4671

Vrouwenstemmen uit de oorlog – dagboeken onthullen leven in de laatste maanden van WOII

In het Stadsarchief Rotterdam duiken bijzondere dagboeken op die een aangrijpend beeld geven van het dagelijks leven van vrouwen in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. De verhalen laten zien hoe zij de hongerwinter, voedseldroppings en de uiteindelijke bevrijding beleefden.

Johanna Maria Poulusse beschrijft in februari 1945 de schrijnende gevolgen van ondervoeding: kinderen sterven in ziekenhuizen en zelfs doodskisten zijn nauwelijks nog beschikbaar. Annie van der Made noteert hoe ze met een lege maag door de sneeuwstorm naar haar werk gaat, waar de temperatuur nauwelijks boven het vriespunt uitkomt.

In april 1945 ziet Stientje Klaver hoe Engelse vliegtuigen voedsel droppen boven Waalhaven en de Kralingse Plas. De eerste hap chocolade in jaren bezorgt haar een geluksmoment – al ergert ze zich aan de chaos bij het oprapen van de pakketten. 

De bevrijding komt aarzelend. Ada de Romph-de Natris noteert hoe op 5 mei nog twijfel heerst over het nieuws. Pas op 8 mei arriveren de geallieerden daadwerkelijk in Rotterdam. Terwijl de stad feestviert, worden zogenoemde ‘moffenmeiden’ publiekelijk vernederd.

Deze dagboeken zijn een waardevolle bron voor het herinneren van de oorlog vanuit vrouwelijk perspectief. Ze zijn te raadplegen bij het Stadsarchief, waarvan een deel ook digitaal beschikbaar is. In het kader van het Vrouwenjaar 2025 belicht het archief dit soort verhalen om de rol van vrouwen in de geschiedenis van Rotterdam zichtbaar te maken.

Vrouw aan schrijftafel
Dagboekenschrijfster Annie van der Made achter haar schrijftafel. Foto uit de collectie Van Herwaarden

Een fotografe van stand

Tegenwoordig is het vastleggen van het dagelijks leven zo simpel: alles wordt achteloos gefotografeerd en iedereen kan het doen. Maar wie zich in de beginjaren aan fotografie waagde had niet alleen eindeloos veel geduld nodig (mislukkingen waren eerder regel dan uitzondering), maar ook een verstrekkende kennis van natuur- en scheikunde om het proces te laten slagen. Pas rond 1900, mede dankzij de uitvinding van het glasnegatief, was de techniek zodanig ontwikkeld dat ook voor amateurs fotografie binnen handbereik kwam – mits ze in staat waren daar een flinke duit aan uit te geven.

Sara Lydia Stahl-van Hoboken (1872-1958)

De Rotterdamse Sara Lydia Stahl-van Hoboken (1872-1958) had rond dezelfde tijd drie jonge kinderen en reisde de hele wereld over – vaak mee op zakenreis met haar man Carel Stahl. Als dochter van de twee vooraanstaande families ‘Van Hoboken’ en ‘De Monchy’, en als echtgenote van de directeur van de Rotterdamse houthandelaar ‘Stahl & Zonen’, had ze de tijd en het geld om haar leven vast te leggen. Met twee stereocamera’s en een camera met een klein opvouwbaar statief maakte ze duizenden foto’s: naast dia’s en glasnegatieven voornamelijk stereonegatieven en -positieven, die met behulp van een speciale kijker diepte aan de foto gaven. 

Met haar foto’s veroverde ze een unieke plek in een door mannen gedomineerde wereld; van de meer dan duizend amateurfotografen waren er slechts zestig vrouw en niet alle verenigingen voor amateurfotografie lieten vrouwen toe. Sara Lydia was de enige in de familie die fotografeerde en deed alles zelf. Hiermee was ze een van de eerste vrouwelijke fotografen van Nederland met een substantieel oeuvre. Het is opmerkelijk dat de eerste vrouwelijke fotograaf uit Rotterdam kwam. Pas in 1901 werd hier een amateurfotografievereniging opgericht, veel later dan in andere grote steden. Het zal hebben meegespeeld dat de rijke inwoners van de stad zich vaker buiten Rotterdam vestigden, zoals in Den Haag of Wassenaar, en dat het geen universiteitsstad was waarin verschillende culturele verenigingen opbloeiden. 

De collectie Stahl-van Hoboken in het Stadsarchief

In 1981 schonk Sara Lydia’s zoon 75 stereonegatieven aan het Stadsarchief Rotterdam. In 2005 volgde een donatie van twee kleindochters van circa 5000 objecten uit de periode 1904-1940 – uiteenlopend van vakantiefoto’s tot straatbeelden en foto’s in de privésfeer. De familiefoto’s zijn op aanvraag op de studiezaal te bekijken en geven een uniek inkijkje in het leven van de rijke bovenlaag aan de eerste helft van de twintigste eeuw: geen strenge en stijve bedoeling, maar mensen die plezier maken op het strand, op de tennisbaan of in het buitenhuis. Een deel van haar reisfoto’s zijn op de beeldbank te bekijken, zoals een New York zonder de hoogste wolkenkrabbers of een klooster in Colombia. Maar extra bijzonder zijn de stereofoto’s van de historische binnenstad van Rotterdam, omdat de oude Coolsingel, de (nog niet gedempte) Schiekade, of het Hofplein met café Loos en de Delftsche Poort met behulp van een kijker tóch nog met diepte te zien zijn. 

Geboorte van de Rotterdamse vrouwenbeweging

Als er een jaar moet worden aangewezen waarin de Rotterdamse vrouwenbeweging werd geboren, dan gooien 1894 en 1895 hoge ogen. In de zomer van dat eerste jaar kwam in de Maasstad een afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht tot stand. Begin 1895 vormden de stichtsters van deze afdeling een tweede organisatie: de Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw. Samen zouden deze twee verenigingen ruim vijfentwintig jaar lang het gezicht vormen van het feminisme in Rotterdam.

Motor Maria Rutgers-Hoitsema

Portretfoto M.W.H. Rutgers-Hoitsema
Portretfoto M.W.H. Rutgers-Hoitsema, ca. 1900. Foto: C.A.G. Leijenaar. Collectie 4031, nr. P-007391

De stuwende kracht achter beide organisaties was Maria Wilhelmina Hendrika Rutgers-Hoitsema (1847-1934). Zij was een Friese domineesdochter, die zich 1873 in Rotterdam had gevestigd om hoofd van een openbare meisjesschool te worden. In 1885 trouwde ze met de arts Jan Rutgers en stopte ze met werken. Toen in 1894 een aantal Amsterdamse feministen de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht oprichtten vroegen ze Rutgers-Hoitsema om secretaris te worden. Die had er niet veel zin in, maar omdat ze achter de doelstellingen stond en haar goede vriendin Annette Versluys-Poelman voorzitter werd, accepteerde ze de functie. Het viel haar zwaar. Ze moest om de haverklap voor vergaderingen naar Amsterdam. En als ze daar dan was, werd er naar haar smaak veel te veel geleuterd. Na een enkele maanden had ze er genoeg van en trok ze zich terug uit het landelijk bestuur.

In de tussentijd had ze wel een Rotterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVK) op poten gezet, waarvan ze zelf voorzitter werd. Eén van de eerste activiteiten van die afdeling was het organiseren van een reeks voordrachten over vrouwenrechten. De belangstelling voor die lezingen viel echter tegen. Kennelijk waren op dat moment velen in de Maasstad ‘nog zeer afkeerig van vrouwenkiesrecht’. Daarom besloot Rutgers-Hoitsema’s het over een andere boeg te gooien.

Oprichting van de VBBV

Begin 1895 richtte zij met enkele medestanders de Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw (VBBV) op. Dit was een vrouwenorganisatie met een veel bredere doelstelling dan de VvVK. De inzet van de nieuwe vereniging was ‘de vrouw meer burgerlijke en staatkundige rechten te doen verkrijgen, haar ontwikkeling te bevorderen en haar maatschappelijken toestand te verbeteren.’ Om dat te realiseren zou de vereniging bijeenkomsten houden, boeken en brochures verspreiden en verzoekschriften versturen.

Bij de oprichting telde de Behartiging van de Belangen der Vrouw 29 leden, aan het eind van het jaar was het ledental gegroeid tot 159. Dat waren vooral vrouwen uit de burgerij. Speciaal voor arbeidersvrouwen werd hetzelfde jaar de Rotterdamse Buurtvereniging gesticht, waar naai-, haak- en breilessen werden gegeven, maar ook een cursus natuurkunde of Engels kon worden gevolgd. Later zou Rutgers-Hoitsema ook nog betrokken zijn bij de totstandkoming van Onderlinge Vrouwenbescherming, een vereniging die hulp verleende aan ongehuwde moeders.

Vooral de eerste jaren was de VBBV erg actief. De vereniging zette zich in voor gelijke beloning van mannen en vrouwen die hetzelfde werk deden, vroege openstelling van alle vormen van onderwijs voor meisjes en protesteerde tegen de vele juridische bepalingen die vrouwen benadeelden. Daarnaast organiseerde de vereniging maandelijks vergaderingen en cursussen over actuele kwesties om zo de zelfstandigheid van vrouwen te vergroten

Bij de Rotterdamse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht had Rutgers-Hoitsema al heel snel de voorzittershamer overgegeven aan een ander. Aanvankelijk leidde deze vereniging een kwakkelend bestaan in de schaduw van de VBBV, maar na de eeuwwisseling zou dat geleidelijk veranderen. Onder het voorzitterschap van Elizabeth Baelde (1907-1915) en haar opvolgster Antoinette Knappert (1915-1919) zou het aantal leden van de Rotterdamse VvVK groeien tot meer dan duizend. Het ledental van de VBBV stagneerde in deze periode juist. In 1918 had zij 268 leden.

Actief vrouwenkiesrecht: doel bereikt?

Op 25 november 1919 besloot de VBBV zichzelf te ontbinden. Nu het parlement had ingestemd met het actief kiesrecht voor vrouwen zouden de grote vrouwenorganisaties zich meer en meer op het terrein van de VBBV gaan begeven, zo verwachtte het bestuur. Om ‘versnippering van krachten’ te voorkomen, was het beter om die verenigingen niet voor de voeten te lopen. Alle leden gingen akkoord met de opheffing - ook Rutgers-Hoitsema. Ze woonde inmiddels al jaren in Den Haag, maar bezocht nog geregeld de vergaderingen.

Het VBBV-archief compleet online

Na de opheffing van de VBBV werd de administratie overgedragen aan het Stadsarchief Rotterdam. Daar werden de stukken door adjunct-archivaris Hermine Moquette beschreven. Sindsdien zijn ze voor iedereen in te zien. In 2024 werd het kleine maar waardevolle archiefje gedigitaliseerd. Het archief van de Rotterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, die vanaf 1919 werd voorgezet als Nederlandse Vereniging van Staatsburgeressen, is zeer waarschijnlijk verloren gegaan.

Naar de archiefinventaris

Aanleiding voor het Vrouwenjaar

In 1975 riepen de Verenigde Naties het Internationale Jaar van de Vrouw in het leven. Daarmee wilde de VN de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bevorderen. Hoewel die gelijkheid onderdeel uitmaakte van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948, was het daarmee in de praktijk vaak slecht gesteld. In Rotterdam gaf het themajaar vijftig jaar geleden een impuls aan allerlei emancipatieactiviteiten. Het vrouwenhuis, de vrouwenrechtswinkel en de vrouwentelefoon zijn in 1975 tot stand gekomen. Voor het netwerk Vrouwen van Rotterdam was dat aanleiding om de balans op te maken.

Vrouwenjaaractiviteiten elders in de stad

Meer weten over activiteiten in de stad in het kader van het vrouwenjaar? Ga dan naar de website Vrouwen van Rotterdam.

Naar de website