Your search: Provenances

Provenances

beacon
 
 
Archiefvorming
Paragraph
Geschiedenis van de archiefvormer
Title:
Geschiedenis van de archiefvormer
 
 
 
 
 
1290   Archief van het Ambacht Bleiswijk
Geschiedenis van de archiefvormer
Enige algemene opmerkingen over de geschiedenis van Bleiswijk
Het ontstaan van Bleiswijk
Wanneer Bleiswijk precies ontstaan is, is niet bekend. Zeker is wel dat Bleiswijk al in 1242 bestond. In dat jaar wordt de naam van het dorp Bleiswijk voor het eerst genoemd. In een omschrijving van het gebied waar tegenwoordig Zoetermeer ligt, komt de naam "Blesewic" voor. * 
Vermeldenswaard is dat Bleiswijk al in 1276 een kerk had. Hieruit kan worden opgemaakt dat velen zich hier vestigden. Uit de kerkrekeningen van 1275 - 1280 blijkt Bleiswijk al meer op te brengen dan de moederkerk te Hillegersberg. * 
Ligging en grootte
In 1824 grensde de gemeente Bleiswijk in het noorden aan de gemeenten Benthuizen en Benthorn, in het oosten aan de gemeenten Moerkapelle en Zevenhuizen, in het zuiden aan de gemeente Bergschenhoek en in het westen aan de gemeenten Berkel en Zegwaard. * 
In de 16 de eeuw was Bleiswijk 2350 morgen groot. *  In 1732 was dat 2310 morgen en 200 roeden. *  De vermindering van het aantal morgen werd veroorzaakt door de vervening van landen. Door die vervening werden landen tot water gemaakt. * 
In 1866 was de gemeente Bleiswijk 2166 bunders/hectare groot. *  Als één morgen 0,85 hectare is, is dat 1841,10 morgen.
Bevolking
Volgens de volkstelling van 1795 telde de heerlijkheid Bleiswijk in dat jaar 1131 inwoners. Daarvoor is het slechts gissen. Alleen op basis van het aantal huizen kan in grote lijnen bepaald worden hoeveel inwoners Bleiswijk voor 1795 had. Bleiswijk had in 1632 313 huizen en in 1732 434 huizen. Als we uitgaan van vijf inwoners per huis dan had Bleiswijk in 1632 1565 inwoners en in 1732 2170 inwoners. * 
In 1851 telde Bleiswijk 1306 inwoners *  en in 1921 1986 inwoners. *  Duidelijk is te zien dat de bevolking van Bleiswijk in de periode tussen 1851 en 1921 gegroeid is.
De ambachtsheerlijkheid
Bleiswijk was een hoge heerlijkheid. Dat hield in dat er mensen ter dood veroordeeld mochten worden. Vandaar dat Bleiswijk een galg had. De heerlijkheid was onder andere eigendom van het geslacht Van Bronckhorst. Door het huwelijk van Gillisken van Weena, vrouwe van Bleiswijk, met Willem van Bronckhorst in 1426 was ze in handen van dit geslacht gekomen. In 1582 verkocht de heer Van Bronckhorst de heerlijkheid Bleiswijk tijdens een openbare veiling voor een bedrag van 5. 980 gulden aan de stad Rotterdam. Voortaan mocht de stad de plaatselijke regenten benoemen.
Toen in 1798 de heerlijke rechten afgeschaft werden, had het stadsbestuur geen invloed meer op de benoeming van deze regenten. Pas in 1848 kwam een definitief einde aan de heerlijke rechten. Rotterdam verkocht toen de resterende rechten aan een particulier, die zich er ambachtsheer van Bleiswijk mocht noemen. * 
Beknopte geschiedenis van de archiefvormer
Bestuur vóór 1795
Schout
De belangrijkste persoon binnen het ambachtsbestuur was de schout. Hij werd door de heren van Bleiswijk voor het leven aangesteld. *  Hij was voorzitter van alle bestuurscolleges in het dorp. Zo zien we hem als voorzitter van de schepenbank *  en de weeskamer. * 
Wat de rechtspraak betreft zien we de schout als openbaar aanklager. Hij bracht dus verdachten voor de schepenbank. Tevens was hij uitvoerder van het vonnis. Rechtspreken deed hij niet. Dat was alleen voorbehouden aan de schepenen. * 
Ambachtsbewaarders, achtemannen en kroosheemraden
Er waren in Bleiswijk twee ambachtsbewaarders, drie achtemannen en vijf kroosheemraden. *  Zij vergaderden gezamenlijk. Samen met de schout en de baljuw werden zij wethouderen genoemd. * 
De ambachtsbewaarders werden door de heren van Bleiswijk voor twee jaar aangesteld. *  Zij hielden zich voornamelijk bezig met openbare werken zoals het onderhoud van wegen en wateringen. * 
De kroosheemraden werden door de heren van Bleiswijk voor twee jaar aangesteld. Hun voornaamste taak was het schouwen van de openbare werken. * 
Schepenen en weesmannen
Bleiswijk had zeven schepenen die voor twee jaar door de heren van Bleiswijk aangesteld werden. *  Zij hadden voornamelijk een rechtsprekende taak. Zij spraken recht in civiele en criminele zaken waarop slechts boetes stonden. Daarnaast stelden zij transport- en hypotheekakten op. * 
Twee schepenen waren tegelijkertijd weesman. *  Zij vormden samen met de schout de weeskamer, die zich voornamelijk bezighield met het aanstellen van voogden over weeskinderen en het beheren van hun goederen. * 
Molenmeesters
Omstreeks 1555 kende Bleiswijk vier watermolens: de Hoefse Molen, de Klapmolen, de Hoekeindse Molen en de Grote Molen. Al deze molens waren verantwoordelijk voor het droog houden van de gelijknamige polders.
Iedere molen werd onderhouden door twee molenmeesters, *  die door de ambachtsheer van Bleiswijk voor twee jaar aangesteld werden. Daarnaast moesten zij hun inkomsten en uitgaven in een jaarrekening verantwoorden.
Baljuw en welgeboren mannen
Het college van baljuw en welgeboren mannen hield zich voornamelijk bezig met criminele of hoge rechtspraak. De baljuw die door de heren van Bleiswijk voor het leven aangesteld werd, was openbaar aanklager en uitvoerder van het vonnis. De zeven welgeboren mannen die door de heren van Bleiswijk voor twee jaar aangesteld werden, spraken slechts recht. Dat hield in dat zij het vonnis moesten vellen. * 
Armmeesters
Er waren in Bleiswijk twee heilige-geest-armmeesters die door de heren van Bleiswijk voor twee jaar aangesteld werden. *  Hun taak was de bedeling van armen die niet voor onderstand van kerkelijke armbesturen in aanmerking kwamen. * 
Kerkmeesters

Bleiswijk had twee kerkmeesters die voor twee jaar door de heren van Bleiswijk aangesteld werden. *  Hun taak was het beheren en onderhouden van de kerkelijke goederen.

Bestuur na 1795
De Bataafse Omwenteling van januari 1795 is in Bleiswijk betrekkelijk rustig verlopen. In tegenstelling tot andere plaatsen, bleven de bestuurders gewoon op hun post zitten. Dit tot irritatie van Gerbrand Bruining, predikant van de remonstrantse gemeente van Bleiswijk. Op de achtste Pluviose van het derde jaar der Franse Republiek heeft hij aan baljuw Kouwenberg een brief geschreven waarin hij zijn ongenoegen uitte over het feit dat het bestuur nog niet de moeite genomen had om de inwoners van Bleiswijk gelegenheid te geven een nieuwe dorpsregering te laten kiezen.
Om te weten hoe in deze zaak te handelen, heeft de baljuw genoemde brief aan het stadsbestuur van Rotterdam gestuurd. De reactie van het stadsbestuur was dat de bestuurders gewoon konden blijven zitten omdat ze er in geslaagd waren de rust en orde in Bleiswijk gedurende de Omwenteling te bewaren. De brief van het stadsbestuur werd aan Bruining voorgelezen. Hij verklaarde zich aan de inhoud van deze brief te zullen houden. * 
Naar aanleiding van een beschrijving van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland van 8 april 1795 werd het bestuur van Bleiswijk gewijzigd. Vernieuwing was nodig vanwege "de bekende verkleefdheid van genoegzaam alle de leeden van het tegenwoordig bestuur aan de gevlugten stadhouder".
Ambachtsbewaarder Leendert van der Burg, achtemannen Arien van Santen, Vrank Bakker en Johannes van Dop, welgeboren mannen Leendert van der Burg, Adrianus de Lange, Arien van Santen, Adrianus Burghoorn, Pieter van der Valk en Johannes van Dop, schepenen Jan van Lodenstein, Jan van Meel, Jacob Overvliet, Arien van Daalen, Johannes van der Vlugt, Gerrit Janknegt en Pieter den Otter werden door de Commissarissen uit het Comité ter Voorlichting enz. uit hun functies ontheven. Ook de schout Lambertus van Kouwenberg werd uit zijn functie gezet. Hij mocht alleen nog secretaris provisioneel blijven.
Vervolgens werden Jacobus Radix, Cornelis van Haastregt, Jan Dirksz. Kuiper en Willem Jente door de commissarissen aangesteld tot leden van het Comité van Waakzaamheid. Zij kregen de taak opgelegd om de functies te verdelen en een nieuwe schout te vinden.
In de vergadering van 3 juli 1795 werden de functies verdeeld. Jan van Lodenstein en Jacobus Radix werden ambachtsbewaarders, Arij van Rijt, Johannes van Dieten en Jan Dirksz. Kuiper werden achtemannen, Cornelis Hartevelt, Willem Jente, Willem Westhoek, Dirk Elderman en Cornelis van Haastregt werden kroosheemraden, Jan van Lodenstein, Jacobus Radix, Arij van Rijt, Willem Jente, Dirk Elderman, Jan Dirksz. Kuiper en Jan Kneppers werden welgeboren mannen. Johannes van Dieten, Cornelis Hartevelt, Pieter Duinhoven, Willem Westhoek, Stoffel van Humme, Cornelis van Haastregt en Klaas Rijnsburger werden schepenen. Frederik Lakeman en Adrianus Burghoorn hadden zich eerder teruggetrokken.
Zij werden vervangen door Jan Kneppers en Klaas Rijnsburger.
evens werd door de genoemde commissarissen een nieuwe schout aangesteld. Zijn naam was Geurt Quint. *  Hij was een fel patriot. In 1787 had hij vanwege zijn republikeinse gevoelens zijn land moeten verlaten. Vervolgens trad hij in dienst bij de Fransen waarmee hij drie veldtochten maakte. In 1795 keerde hij met de Franse legers terug naar zijn vaderland. *  Later, op 17 september 1795, werd Geurt Quint in plaats van Lambertus van Kouwenberg door de stemgerechtigde inwoners van Bleiswijk tot baljuw gekozen. *  Van Kouwenberg bleef slechts secretaris. * 
Op 26 januari 1804 werden Adrianus Burghoorn, Arij Dekker, Johannes Geijl, Willem van den Heuvel, Isaak van der Kruif, Pieter van der Valk, Simon Vonk en Maarten Waltman door het Departementaal Bestuur van Holland aangesteld tot leden van het gemeentebestuur.
Het gemeentebestuur had als taak:
1. De keuren, ordonnantiën en reglementen binnen het ambacht te handhaven en uit te voeren; 2. Het maken van nieuwe keuren die betrekking hebben op het huishoudelijke van het ambacht. Het heffen van belastingen was hiervan uitgezonderd;
3. Het toevoorzicht over de politie, de financiën, de economie, de gebouwen en de eigendommen;
4. De aanstelling van ambtenaren en ondergeschikte colleges zoals het heilige geest-armbestuur en de brandheemraden.
Het gemeentebestuur vormde samen met de schout het College van schout en gemeentebestuur.
De schout had hierin slechts een adviserende stem.
Uit het gemeentebestuur werden twee ambachtsbewaarders benoemd. Zij vormden samen met de schout de Kamer van Schout en Ambachtsbewaarders. Deze Kamer had het toezicht op alles wat de dagelijkse politie, economie en financiën van het dorp en het ambacht in het algemeen aanging. Verder had zij de taak om de inkomsten en uitgaven van het ambacht te doen en de belastingen zoals het karngeld (= personele omslag), de verpondingen en de 100ste en 200ste penning in samenwerking met de bode te garen. De inkomsten en uitgaven van het ambacht en de garing van de belastingen moesten zij verantwoorden in een rekening.
Uit het gemeentebestuur werden twee weesmannen benoemd. Samen met de schout vormden zij de Kamer van Schout en Weesmannen. Deze Kamer had het gezag over alle onmondige weeskinderen en alle krankzinnigen in het ambacht. Concreet betekende dit de aanstelling van voogden en de inventarisatie en de administratie van de goederen van genoemde personen.
Na de benoeming van twee ambachtsbewaarders en twee weesmannen werden de overgebleven vier leden van het gemeentebestuur automatisch kroosheemraden. Zij vormden samen met de schout het College van schout en kroosheemraden.
Het College had onder het oppertoezicht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland het toezicht over alle wegen in het dorp en het ambacht. Zij hadden de taak om de keuren en ordonnantiën daaromtrent stiptelijk na te leven. Ook moesten zij twee maal in het jaar in samenwerking met de bode in de maanden mei en november de wegen schouwen
Verder waren de leden van het College van schout en kroosheemraden ook commissarissen tot de huwelijkse zaken. Dit hield in dat altijd twee kroosheemraden en de schout de zorg hadden over het burgerlijk huwelijk. * 
Op 25 mei 1804 werden Leendert Brouwer, Wouter van Gog, Arij Krijgsman, Tijs Noordhoek, Klaas van Reeuwijk, Willem Treus en Roelof van Wilgenburg door het Departemantaal Bestuur van Holland aangesteld tot schepenen. Samen met de schout vormden zij de civiele rechtbank van Bleiswijk.
Tot de competentie van de schout en de zeven schepenen behoorde de civiele en de vrijwillige rechtspraak. Concreet betekende het laatste het opstellen van transportakten, processen-verbaal van veiling en toewijzing, hypotheekakten, huurcontracten en taxatierapporten voor de collaterale successie en voor particulieren.
Er was naast de civiele rechtbank ook een criminele rechtbank. Deze bestond uit de baljuw en zeven welgeboren mannen. Op 23 november 1804 werden Cornelis den Hertog, Arij van Santen, Jan van Meel, Arij van Dalen, Arij de Koning, Gerrit Bontebal en Albertus Furion door het Departementaal Bestuur van Holland aangesteld tot welgeboren mannen.
De taak van de criminele rechtbank was het behandelen van criminele zaken. Hierin spraken de welgeboren mannen alleen recht. De baljuw was openbaar aanklager en uitvoerder van het vonnis.
De bestuurlijke veranderingen in Bleiswijk hadden ook tot gevolg dat er een nieuwe baljuw, schout en secretaris kwam. Op 1 maart 1804 werden Geurt Quint en Jacobus Radix respectievelijk als baljuw/schout en secretaris door het Departementaal Bestuur van Holland ontslagen. Op 5 maart daaraanvolgende werd Jacob van Waning door hetzelfde Departementaal Bestuur aangesteld tot schout en secretaris. Van Waning werd op 4 april 1804 door het Departementaal Bestuur van Holland aangesteld tot baljuw. * 
In 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse Keizerrijk onder leiding van Napoleon I.
Het gevolg hiervan was de komst van een nieuw plaatselijk bestuur in Bleiswijk. Op 29 november 1811 werden Willem Treurniet, Thomas van Leeuwen, Arij Dekker, Arij Krijgsman, Andries Fijan, Roel van Wilgenburg, Gerrit van Quawegen. Arij Bakker, Cornelis van den Berg en Aalbert Pols door de Prefect van het Departement van de Monden van de Maas tot leden van de Conseil Municipal van de Commune Bleiswijk aangesteld. Op 5 december daaraanvolgende werden de leden officieel geïnstalleerd. Op die dag moesten zij gehoorzaamheid aan de constitutiën van het Rijk en trouw aan de Keizer afleggen. De Conseil Municipal stond onder leiding van een Maire. Deze functie werd in Bleiswijk vervuld door Jacob van Waning. * 
De criminele en civiele rechtbanken in Bleiswijk werden in 1811 opgeheven. *  Daarvoor in de plaats kwam de Franse rechterlijke organisatie.
Geschiedenis van het archief
 
 
 
 
 
1290   Archief van het Ambacht Bleiswijk
Verantwoording
 
 
 
 
 
1290   Archief van het Ambacht Bleiswijk
Opmerkingen openbaarheidsbeperkingen
 
 
 
 
 
1290   Archief van het Ambacht Bleiswijk
Aantekening
 
 
 
 
 
1290   Archief van het Ambacht Bleiswijk
Inventaris
 
 
 
 
 
1290   Archief van het Ambacht Bleiswijk
Geographical key:
Archiefvormer(s):
Date:
  (1520) 1521-1810 (1813)
Inventory:
  Inventaris van het archief van het Ambacht Bleiswijk
Author:
  A.C.L. van Noort
Place of release:
  Rotterdam
Year of publication:
  2003
Government or private:
  Overheid
Author's rights:
  U hebt toestemming tot bewerken en verspreiden van de documenten