Zoeken in adresboeken

Aert Adriaensz Hacke, dijckgraeff van Verkensoort en schout in het westambacht van IJselmonde heeft vernomen, dat er vonnis van het Hof van Holland gewezen is op 28/01/1647 in de zaak tussen capiteijn Joris van den Brouck en Aeltgen Cornelisdr, weduwe van Maerten Zegersz Potter, waarbij beslag is gelegd op de meubelen van de capiteijn door Aeltgen. Hij stelt zich nu borg voor Aeltgen.
N.B. op 28/03/1647 wordt het beslag opgeheven en worden de partijen bevolen zich binnen 14 dagen bij de Heeren Commissarissen te melden voor de verdere afhandeling.

Pieter Jansz Thierens die naar Oostindien zal gaan, machtigt zijn schoonvader Pieter Anthonissen, coopman, om met zijn vrouw Cornelia Pieters, die hij ook machtigt, gedurende zijn afwezigheid een aantal zaken te regelen, b.v. de afhandeling van zijn moeders erfenis. Hierbij hoort ook de verkoop van haar huis aan de noordzijde van de Hoochstraet, waar de "Hamer" uithangt. Uit de verkoopsom moet een bedrag van 2000 gulden met de rente worden betaald aan Jacob Navander, raedt en vroetschap.

Dirck Cornelisz van Duijvendijck is 200 gulden schuldig aan Anna Bontius, weduwe van Adriaen Leunisz Hollaer, over geleend geld. Zijn broer Laurens Cornelisz van Duijvendijck is borg.

Jacob Adriaensz Corvijn, 42 jaar oud, en Maerten Isbrantsz Besemer, 46 jaar oud, verklaren op verzoek van Claes Jansz, schipper van Cooltgensplaet, en Stoffel Andersen, schipper en coopman uit Goes, dat zij op maandag bij de Roobregge naar het Oude Hooft gaande, gezien hebben dat Johannes de Goij in een kring mensen Claes Jansz aansprak, die hem een briefje liet zien zoals de pachters van b.v. bieren en wijnen uitgeven. Verder zagen ze, dat de Goij rond sprong, in zijn zak tastte en riep "jullie zijn allemaal schelmen". De Goij is daarna met Kievit die op de Hoochstraet woont en Sijmon Ooms, bode, met veel rumoer en onbehoorlijk gedrag aan boord van het schip van Claes Jansz gegaan. Stoffel Andersen is ook op het schip geweest, maar na enkele woorden met de Goij weer weggegaan.