Archiefvormers
beacon
 
 
Archiefvorming
Paragraaf
Geschiedenis van de archiefvormer
Titel:
Geschiedenis van de archiefvormer
 
 
 
 
 
257   Archief van de Rotterdamse Voetbal- en Atletiekvereniging "Sparta" te Rotterdam
Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis
(De gegevens zijn voornamelijk ontleend aan de successievelijk verschenen gedenkboeken van Sparta)
Anders dan de naam Rotterdamse Voetbal & Athletiek Vereniging "Sparta" doet vermoeden, waren de allereerste sportieve aktiviteiten van de vereniging gewijd aan de cricketsport. Deze sport, die omstreeks 1875 zijn intrede had gedaan op de Nederlandse velden, kon zich gedurende de tachtiger jaren verheugen in een warme belangstelling van menig sportbeoefenaar. Het resultaat werd spoedig zichtbaar: tientallen cricketverenigingen aanschouwden het daglicht, maar bij bijna allen was dit slechts van zeer korte duur. Zo ook verging het in 1887 een Rotterdamse cricketvereniging, die zich sierde met de naam "Sparta". Dit was in navolging van reeds bestaande verenigingen, wier namen bijna allen ontleend waren aan de geschiedenis der oudheid.
Dat de cricketsport diep geworteld zat in de toenmalige Rotterdamse sportwereld, die voornamelijk bevolkt werd door zonen van beter-gesitueerden *  , bewijst de spoedige heroprichting van Sparta, nu officieel Rotterdamsche Cricketclub "Sparta" genaamd, door enige jeugdige oud-leden, C.W. van den Ende, A.Th. Laverge en J.F. de Vogel, op 1 april 1883. Om de vereniging nu een duurzamere grondslag te geven, werd meteen een bestuur, bestaande uit een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en vier commissarissen, wier taken onderling verdeeld werden, samengesteld, dat als eerste opdracht toebedeeld kreeg het indienen van een ontwerp-reglement bij de algemene vergadering.
Bijna even snel als de opkomst, was ook de neergang van de cricketsport. De voetbalsport, door Engelse textielarbeiders in ons land geïntroduceerd op het eind van de jaren zeventig in Enschede *  , nam haar plaats snel over. Slechts enkele maanden na de oprichting wijzigde de kersverse vereniging haar naam in Rotterdamsche Cricket & Football Club "Sparta": de opmars van het voetbalspel kan nu ook bij Sparta een aanvang nemen.
Na een fusie met de voetbalvereniging "Minerva" trad Sparta in 1890 toe tot de tweede klasse van de Nederlandsche Voetbal & Athletieken Bond (N.V. & A.B.). Begin 1891 sloot de vereniging zich eveneens aan bij de Nederlandse Cricket Bond (N.C.B.) in de hoop aldus de cricketsport in eigen gelederen weer tot nieuw leven te wekken. Deze hoop bleek echter ijdel en reeds in augustus van datzelfde jaar trok de vereniging zich weer terug uit de N.C.B.-competitie. De leden konden zich nu meer aan het voetbal gaan wijden. Successen bleven nu niet uit: na een succesrijk seizoen in de tweede klasse gelukte het om te promoveren. Bovendien was Sparta de eerste Nederlandse voetbalclub, die reeds in 1893 een gerenommeerd elftal uit Engeland, de bakermat van het voetbal, mocht ontvangen en bezoeken, namelijk de "Harwich & Parkeston F.C.". In 1894 werd door enige Rotterdamse voetbalverenigingen, waaronder Sparta, besloten tot de oprichting van de Rotterdamsche Voetbal Bond (R.V.B.), die wedstrijden in competitieverband organiseerde tussen de verschillende Rotterdamse voetbalverenigingen. * 
Steeds meer verdween het cricket naar de achtergrond. In 1893, bij de opening van één der vele terreinen, die Sparta in die periode bespeelde, werden voor het eerst onderlinge athletiekwedstrijden uitgeschreven. Men veronderstelde dat athletiekbeoefening de conditie van de voetbalspelers aanmerkelijk zou verbeteren. Daar athletiekwedstrijden voornamelijk in de zomermaanden, de periode waarin de voetbalsport-beoefening stil lag, uitgeschreven werden, konden de spelers op die manier hun conditie op peil houden en de onderlinge band cultiveren. Dit resulteerde in januari 1897 in een wijziging van de naam tot Rotterdamsche Voetbal & Athletiek Vereniging "Sparta". Deze populariteit van de athletiek bij Sparta stond in tegenstelling tot de landelijke tendens, waar de voetbalspelers zich meer en meer verzetten tegen athletiekbeoefening: de N.V. & A.B. had mede hierdoor in 1895 zelfs de athletiekafdeling afgestoten.
In 1906 werd besloten zelf een terrein te exploiteren, waartoe grond van de gemeente aan de Prinsenlaan gehuurd werd. Hiervoor, en voor de bouw van een overdekte tribune, zag het bestuur zich genoodzaakt een obligatielening uit te schrijven, ter grootte van f. 1500,-. Spoedig daarna zou het terrein met een clubgebouw, dat geschonken werd, nog verrijkt worden.
In maart 1907 verscheen het eerste nummer van het officiële tijdschrift van Sparta, "De Spartaan" als een mededelingenblaadje, ter vervanging van de vele circulaires en convocaties. Hiertoe werd een redactiecommissie opgericht, waarin het bestuur één lid kon afvaardigen.
Aan deze periode van vooruitgang kwam al spoedig een einde door ernstige financiële problemen, veroorzaakt door tegenvallende wedstrijdrecette' s en het geringe enthousiasme van het publiek voor Sparta's obligatielening, die niet voltekend raakte. Hierdoor kwam de vereniging aan de rand van een faillissement. Dankzij een overgangsbestuur, dat een krachtig financieel beleid voerde, en enkele vooraanstaande leden, die alsnog inschreven op de obligatielening, kon dit gevaar afgewend worden. Reeds in februari 1908 kon het overgangsbestuur zijn functie neerleggen. In het nieuwe bestuur kreeg H. J. Overeynder zitting, die, aanvankelijk als penningmeester (1908-1912), later als voorzitter (1913-1946), Sparta dankzij een nauwgezet beleid tot grote hoogte zou weten op te stuwen.
Nog in datzelfde jaar ging Sparta een fusie aan met leden van de sportvereniging "Celeritas". De nu volgende jaren 1909-1916 mogen gekenschetst worden als een periode van bloei: niet minder dan vijfmaal werd Sparta kampioen van Nederland. Hiervoor nog was het cricket in ere hersteld, mede doordat de animo voor athletiek voor een korte periode tanende was.
Het werd voor het bestuur steeds duidelijker dat men naar een ander terrein uit moest zien, omdat het terrein aan de Prinsenlaan te klein werd voor het groeiend aantal teams en toeschouwers, dankzij de vele successen en een betere bereikbaarheid van het terrein. In 1913 moest de knoop doorgehakt worden, toen de gemeente besloot de aangrenzende begraafplaats uit te breiden ten koste van het Sparta-terrein. In 1915 kwamen de gemeente en Sparta tot overeenstemming ter zake van de huur van 43.654 m2 grond in de polder Spangen tegen een jaarlijkse huurprijs van f. 6500,- voor 10 jaren en 5 optiejaren. Om de bouw van een modern stadion te kunnen financieren werd een lening afgesloten, groot f. 150.000,- die nog in datzelfde jaar voltekend was. Er werd nu een aanvang gemaakt met de bouw *  en reeds op 15 oktober 1916 kon het stadion op feestelijke wijze geopend worden door de burgermeester, mr. A.R. Zimmerman.
De publieke belangstelling nam gestadig toe, mede ten gevolge van de aanleg van de Mathenesserbrug en een rechtstreekse tramverbinding met het centrum van de stad in 1917. Om het toestromende publiek te kunnen opvangen moest de capaciteit van het stadion al spoedig vergroot worden tot circa 25.000 plaatsen in 1928. Niet alleen het toeschouwersaantal werd steeds groter, maar ook het aantal leden en daardoor het aantal teams. Er moest een elftalcommissie, onder leiding van een bestuurslid, in het leven worden geroepen om de elftallen verantwoord samen te kunnen samenstellen. Desondanks bleven de resultaten onder de maat: gedurende het seizoen 1921 /2 speelde Sparta I zelfs in de tweede klasse van de Nederlandsche Voetbal Bond (N.V.B.), wat door menig Rotterdammer als een schande werd ervaren.
In 1928 werd op aandrang van enige vooraanstaande leden de cricketbeoefening weer ter hand genomen. Een commissie, die zich na 1909 geleidelijk gevormd had, ging nu de specifieke cricketaangelegenheden behandelen. Deze commissie bestond uit drie leden, waarvan de voorzitter een bestuurslid moest zijn.
Toen omstreeks 1920 voetbal steeds meer een volkssport werd *  , dreigden vele oudere, zogenaamde "elitaire" verenigingen, waarvan Sparta er een was, op de achtergrond te geraken. Om verandering in deze situatie te brengen, besloot men tot de oprichting van de vereniging "Nederlandse Corinthians", die zich voornamelijk ten doel stelde het contact tussen de van oudsher gerenommeerde voetbalverenigingen te bewaren en het spelpeil van de leden op te voeren. In 1938, toen men zag dat nieuwe ontwikkelingen niet te stuiten waren, werd deze vereniging opgeheven.
Voordien, in 1908, was Sparta toegetreden tot de vereniging "Het Gouden Hoofd", die zich ten doel stelde "het behartigen van de belangen der eerste-klasse voetbalverenigingen in Nederland om zo het voetbalspel en de lichamelijke ontwikkeling van het volk te bevorderen (...) door middel van het organiseren van bijeenkomsten, het verstrekken van adviezen, betrekking hebbende op het voetbalspel, en door alle wettige en geoorloofde middelen, die haar ten dienste staan" *  . In 1920 werd bij de oprichting van de "Westelijke Eerste Klasse" ( W.E.K.) de vereniging Het Gouden Hoofd opgeheven, maar het nobele doel werd door de W.E.K. overgenomen, zij het alleen voor voetbalverenigingen, spelende in de westelijke eerste klasse. In 1934 besloten de Noordelijke Eerste Klasse (N.E.K.), de Verenigde Oostelijke Eerste Klasse (V.O.E.K.), de Zuidelijke Eerste Klasse (Z.E.K.) en de W.E.K. tot de oprichting van een overkoepelend orgaan, de "Federatie van Eerste Klassers" (F.E.K.), dat het doel van Het Gouden Hoofd overnam. In 1951 werd de F.E.K. opgegeven naar aanleiding van de oprichting van een meer naar vernieuwing strevende "Vereniging van Eerste Klassers" (V.E.K.).
In 1942 besloot het bestuur de honkbalsport te gaan beoefenen, omdat de cricketsport slechts door een kleine ledenkern werd beoefend. Evenals voor cricket, werd ook voor het behandelen van de specifieke honkbalaangelegenheden een commissie ingesteld, die bestond uit niet leden, waarvan de voorzitter een bestuurslid moest zijn. Spoedig zou Sparta ook grote successen behalen in de honkbalsport.
Gedurende de tweede wereldoorlog kampte de vereniging met een tekort aan spelers, hetgeen te wijten was aan maatregelen van de bezetter: Joodse leden was het verboden het lidmaatschap te continueren of zelfs maar het terrein te betreden en vele andere spelers werden als arbeidskrachten op transport gesteld naar Duitsland of moesten onderduiken. In het in de oorlogsjaren zo zwaar getroffen Rotterdam bleef Sparta gevrijwaard voor grote materiële schade, met uitzondering van de gedurende de hongerwinter van 1944/5 toegebrachte schade door buurtbewoners, die op zoek waren naar brandmateriaal.
Na de oorlog kende Sparta zo'n sterke uitbreiding van het aantal teams (1949: 38 teams), dat het zich genoodzaakt zag in 1951 een leden-stop in te voeren. Toen de vereniging in 1953, dankzij de Raad voor de Lichamelijke Opvoeding, de beschikking kreeg over het sportcomplex "Vreelust", kon het lidmaatschap weer voor een ieder opengesteld worden.
Steeds meer kwam bij Nederlandse spelers de wens naar voren om het beroepsvoetbal in te voeren. De gedachte om in Nederland tot het professionalisme over te gaan was niet nieuw *  . Door de houding van de K.N.V.B., die, onder leiding van K.J. Lotsy, het amateurschap onverkort wenste te handhaven, kon het beroepsvoetbal enige tijd een halt toegeroepen worden. Echter, toen de betere spelers steeds meer naar het buitenland vertrokken om daar beroepsvoetballer te voorden, en Lotsy als voorzitter zijn ontslag had ingediend, veranderde de houding van de bond enigszins. Sparta was voorstander weliswaar van verzachting van de verouderde strenge amateurbepalingen en zou zelfs, ten einde de zo zeer gewenste spelverbetering te krijgen, de training willen stimuleren door hiervoor een vergoeding te geven, maar voor een premiestelsel en een contractuele binding van de spelers voelde het bestuur echter nog niets. Toen in 1954 de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond (N.B.V.B.) opgericht werd, moest Sparta dan ook tot zijn tegenstanders gerekend worden. De K.N.V.B. bereikte in 1954 nog een compromis met de N.B.V.B. door een systeem van semi-professionalisme toe te staan. Hierbij behielden semi-professionele verenigingen de mogelijkheid om met amateurelftallen aan amateurwedstrijden deel te nemen. De K.N.V.B. moest er echter in berusten dat er naast vergoedingen voor trainingen en wedstrijden premies voor overwinningen kwamen. Daarmee was de grote stap naar het betaalde voetbal gezet. Ook Sparta voerde eind 1954 dit systeem in.
Literatuuropgave
1. Adriani Engels, M.J., Honderd jaar sport. Een historische documentatie over de sport en het sportleven gedurende een eeuw. Amsterdam, 1960.
2. Cocheret, Ch. A., "Sparta". Een Rotterdamse voetbalclub, 1888-1963. Rotterdam / Den Haag, 1963. uit de kleine serie Roterodamum, nr. 20.
3. Emmenes, A. van, Neerlands Voetbalglorie. 50 jaar interland. Amstelveen, (1965).
4. Meerum Terwogt, H.A.M., G.J. Nijland en L. Lauer, Nationaal Sport Gedenkboek. Amsterdam, 1928.
5. Mierman, C., Voetbal in Nederland; maatschappelijke en sportieve aspecten. Assen, 1955.
6. Sparta-gedenkboekje, uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Rotterdam, 1913.
7. Sparta-gedenkboekje, uitgegeven ter gelegenheid van de officiële opening van het terrein in de polder Spangen. Rotterdam, 1916.
8. Sparta-gedenkboekje, uitgegeven ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan. Rotterdam, 1928.
9. Sparta-gedenkboekje, uitgegeven ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan. Rotterdam, 1933.
10. Sparta-gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan. Rotterdam, 1948.
11. Sparta-gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan. Rotterdam, 1963.
Bijlagen
Bijlage I: Lijst van voorzitters der vereniging
A. Th. Laverge; 1888
H.C. Dupont; 1889
L.M.J. van Rooy; 1890-1893
J. van den Ende Lzn.; 1894
J. Stok Gzn.; 1895-1900
C.W. van den Ende; 1901-1902
W. Reidt; 1903-1906
L. Weinthal; 1907
B. Altona jr.; 1908-1912
M.J. Overeynder; 1913-1946
J.M. Salters; 1945 -
Bijlage II: Lijst van secretarissen der vereniging
J.F. de Vogel; 1888-1889
J. Stok GJzn.; 1890-1893
J. Pauls; 1894
G.J. Stok jr.; 1895
F.M. Muntinga; 1896-1900
J. Buskop; 1901-1906
V. Hendriks; 1907-1912
J. Ivens; 1913-1915
W. Reidt; 1916-1920
J. Schreuder; 1921-1926
C. van de Donker Jzn.; 1927
H. Steeman; 1928-1929
G. Simons / J. Wolff; 1930
G.C. Theunissen; 1931-1932
J. Wolff; 1933
C. van de Donker Jzn.; 1934-1944
G.E. Kleingeld; 1945 -
Bijlage III: Lijst van penningmeesters der vereniging
J. Harteveld Hoos; 1888
L.M.J. van Rooy; 1889
J.C.F. Heubel; 1890
E. van Gils; 1891-1892
C.W. van den Ende; 1893-1894
O. Malsch; 1895
C.W. van den Ende; 1896-1900
J. van Holten; 1901-1903
W.P. de Vries; 1904-1907
M.J. Overeynder; 1908-1912
Th. van Zwieteren; 1913-1914
V. Hendriks; 1915-1920
W. Poortman; 1921-1929
C.S. Roem; 1930-1933
J.M. Salters; 1934-1945
S. Keur; 1946
J. de Winter; 1947 -
Gebruikte afkortingen
F.E.K. Federatie van Eerste Klassers.
K.N.A.U. Koninklijke Nederlandse Athletiek Unie.
K.N.H.B. Koninklijke Nederlandse Honkbal Bond.
K.N.V.B. Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond.
N.B. V.B. Nederlandse Beroeps Voetbal Bond.
N.C.B. Nederlandse Cricket Bond.
N.E.K. Noordelijke Eerste Klasse.
N.V. & A.B. Nederlandsche Voetbal & Athletieken Bond.
R.V. & A.V. Rotterdamse Voetbal & Athletiek Vereniging.
R.V.B. Rotterdamsche Voetbal Bond.
W.E.K. Westelijke Eerste Klasse.
V.E.K. Vereniging van Eerste Klassers.
V.O.E.K. Verenigde Oostelijke Eerste Klasse.
Z.E.K. Zuidelijke Eerste Klasse.
Geschiedenis van het archief
 
 
 
 
 
257   Archief van de Rotterdamse Voetbal- en Atletiekvereniging "Sparta" te Rotterdam
Verantwoording
 
 
 
 
 
257   Archief van de Rotterdamse Voetbal- en Atletiekvereniging "Sparta" te Rotterdam
Opmerkingen openbaarheidsbeperkingen
 
 
 
 
 
257   Archief van de Rotterdamse Voetbal- en Atletiekvereniging "Sparta" te Rotterdam
Verwant materiaal
 
 
 
 
 
257   Archief van de Rotterdamse Voetbal- en Atletiekvereniging "Sparta" te Rotterdam
Inventaris
 
 
 
 
 
257   Archief van de Rotterdamse Voetbal- en Atletiekvereniging "Sparta" te Rotterdam
Categorie:
Datering:
  1888-1975
Auteur:
  L.J.M. Bovée
Plaats van uitgave:
  Rotterdam
Jaar van uitgave:
  1978
Overheid of particulier:
  Particulier