Zoeken in archieven

Job Groeneweg, Veenman en wonende onder het Ambacht van Hillegersberg geeft te kennen dat van Jan Jongeneel, mede wonende onder Hillegersberg, op de achtste van deze maand door twee schepenen aldaar een partij land in beslag is genomen. Het land twee morgen en 300 roeden, strekkende van de Rotte tot hem en Teunis de Bruijn toe, belend ten Oosten door Arij Pieterse de Bruijn en de eerste getuige. Tevens beslag op de turf op dit land gelegen doordat Jan Jongeneel in gebreke was gebleven om de schuld van 87 gulden te voldoen van een jaar interest op de lening van 3500 gulden op 6 juni 1737 voor Schout en Schepen was afgesloten. Omdat het nodig was om de turf in de schuur te bergen is de turf verplaatst naar een andere plaats. Job Groeneweg eist dat de turf op kosten van de tegenpartij wordt vervoerd en de voornoemde Jongeneel 80 of 100 gulden zal betalen en de turf in de schuur blijft en de sleutel bij van de schuur bij hem zal berusten.

Arnout Schouten, Koetsier en wonende alhier machtigt notaris Schipper tegen zijn broer Antony Schouten, wonende te Rheden onder het territoir van de bisschop van Munster. Hij wil, onderbouwt met een kwitantie zijn moederlijk erfdeel ontvangen uit het bezit van Jan Berent Tervoort.

Het echtpaar Jan Gouda en Maartje Cornelis van der Sman woont in het Noordeinde van Berkel en Rodenrijs. Zij maken een testament op de langst levende.

Emmetje Cornelis Ruijgt, meerderjarige ongehuwde dochter en wonende in de Heerlijkheid Bleiswijk. Mocht zij ongehuwd en kinderloos overlijden, benoemt zij tot haar enige erfgename, Grietje Gijsberts van Arlen, weduwe van Cornelis Ruijgt den oude en mede wonende te Bleiswijk.