Zoeken in archieven

Michiel Janse Verhage, wonende in het ambacht Zegwaard en in de droogmaking van de stad Rotterdam, geeft te kennen dat hij achter is met betaling van de landpacht tot dit jaar 1740 de som van 1200 gulden en daarnaast heeft hij een hypotheek van de stad op zijn huis en erf van 750 gulden met rente lopen. Omdat hij niet in staat is zijn schuld te betalen verklaart hij aan de heren van de stad Rotterdam en de bestuurders van de droogmaking zijn eigendom over te dragen bestaande uit tien morgen land met vee en gereedschappen. Hij verklaart dat de goederen die worden verkocht, voldaan en betaald zijn.

Maarten Goosensz Korver, wonende in het Zuideinde van Zevenhuizen, verklaart hierbij Cornelis Tuijnebreijer en Willem van de Watering, beide ambachtsbewaarders van Zevenhuizen, te machtigen om enige veenakkers en water tevens twee rietakkers en een schuur gelegen in de Zwanlaschepolder strekkende van de grote wetering West tot de kleine wetering begrensd ten Noorden Willem Tuijnebreijer en ten Zuiden Willem van de Wetering onder Zevenhuizen publiek te verkopen. Nog twee veenakkers en water gelegen als boven en strekkende van Willem Tuijnebreijer West tot Pieter Moraal en ten Noorden begrensd Claas Ariense Broeder en ten Zuiden Pieter Moraal. Met opbrengst zullen zij alle achterstallige gelden van genoemde percelen en afkooppenningen die hij aan het Ambacht Zevenhuizen is verschuldigd voldoen.

Jan Jacobse Westerlaan, woonachtig te Zegwaard en Leendert Langelaan, woonachtig binnen deze heerlijkheid en beiden tevens in de hoedanigheid van voogden over Annetje Langelaan, nagelaten dochter van Leendert Langelaan en Cornelia Westerlaan zijnde gezamenlijke erfgenamen van Jacob Janse Westerlaan en Marijtje Westerlaan, weduwe van Jacobus van Doorne. Zij verklarende deze bijgesloten inventaris naar eer en geweten te hebben opgesteld met bijlage de erfenis voor het weeskind van Leendert Langelaan.
Op d.d. 12 augustus 1733 Zevenhuizen compareerde voor Jan Bontenbal Schout en secretaris van Zevenhuizen, Jan van Vreeswijk en Paulus in 't Hout schepen aldaar, Jacob Janse Westerlaan, weduwnaar van Neeltje Leenders van Alphen, wonende binnen de heerlijkheid Berkel. Hij benoemt hierbij tot voogden over zijn minderjarige erfgenamen zijn zoon Jan Jacobse Westerlaan, wonende alhier en Leendert Jacobse Westerlaan, wonende te Pijnacker.

Pieter Janse Droog, weduwnaar en erfgenaam van Jannetje Ariensdr Boerman en wonende binnen deze Heerlijkheid. Hij verklaart uit vrije wil de som van tweehonderd gulden te schenken aan het nagelaten kind van zijn dochter Marijtje Droog, zijn kleindochtertje Aagje van Wingerden en zij is de dochter van Dirk Leenderse van Wingerden.