Zoeken in archieven

Michiel Verkade, meester broodbakker wonende te Hillegersberg en zijn moeder Annetje Hoogeveen, weduwe van Pieter Verkade, wonende te Pijnacker als borg ten behoeve van Pieternella van der Burg, ongehuwde dochter te Berkel voor het verkrijgen van 700 gulden tegen 3% per jaar en betaling elke drie maanden. De lening vervalt op 27 maart 1742. In de kantlijn staat dat alles is voldaan 30 augustus 1742

Michiel Verkade, meester broodbakker te Hillegersberg en zijn moeder Annetje Hoogeveen, weduwe van Pieter Verkade en wonende te Pijnacker als borg. De orde verbiedt dat een vrouw zich mag verbinden als borg. Alvorens men haar mag aanspreken als borg, bekent de eerste getuige een schuld ten behoeve van Aaltje Hendriks, weduwe van Cornelis Glasburg van 300 gulden te hebben. Hij belooft de eerste rente en aflossing te voldoen op 27 maart 1742. Tot nakoming van deze belofte verbindt zij haar persoon en goederen en machtigt hiertoe Willem Hoijer, Hugo van Son, Pieter Ploos van Amstel en Paulus Hoijer van Brakel, allen procureurs voor de hoge raad van Holland.

Hendrik Pakmolen, procureur ten platte lande en wonende op het dorp Berkel, stelt zich als borg voor Arij van Willige, turfschipper en wonende te Maassluis. Jan van Lochum, veenman en wonende alhier de schuld van 717 gulden te hebben ontvangen uithanden van Arij van Willige.

Aaltje Leenders de Nugteren, laatst weduwe van Arij den Bravendie die is overleden in maart 1735 en wonende onder het ambacht Zegwaard aan de ene zijde tegenover Cornelis van Alphen, woonachtig in de stad Leiden en Willem den Braven, woonachtig in de Heerlijkheid Bleiswijk, als voogden. De eerste bij akte gepasseerd bij notaris Paulus Dier te Zegwaard d.d. 31 december 1721 samen met Cornelis den Brave die is overleden in het jaar 1736 en vervangen door de laatste bij akte gepasseerd bij notaris Adriaan Hoogop Junior te Zoetermeer d.d. 13 april 1736, als voogden over de minderjarige kinderen van Arij den Braven. De boedel inventaris zoals bij mij notaris is gepasseerd d.d. 26 december 1740 waarbij huis, boedel en levende have moet worden verkocht om de schulden en lasten te voldoen. De eerste comparant blijft op de boedel en koopt hierbij haar kinderen Hendrik, oud zestien jaar, Leendert, oud dertien jaar en Cornelis oud tien jaar uit. Zij belooft haar kinderen op te voeden en bij hun huwelijk of meerderjarig zijnde 1000 gulden uit te keren.