Zoeken in archieven

Martijntgen Martens, weduwe van Arent Albertsz Borsman, bekent 2400 gld.schuldig te zijn aan Crijn Arentsz Borsman, haar mans zoon, wegens overname van de helft van het bedrijf van het asijnmaken.

Huybrecht Schepmoes, coopman, stelt zich borg voor capiteyn Carel Schreeuw, anders geseyt capiteyn Cleyn van Duynkercken, voor een bedrag van 250 gld.
- Dirck Dircxsz den Beer, schipper;
- Jan Meyndertsz, paerdecooper uit Groeningerlant;
- Allert Goosensz;
gevangen gezeten hebbende te Blanckenburch in Vlaenderen, hebben dit bedrag als losgeld betaald aan Wouter Hendricksz, coopman te Brugge in Vlaenderen.
Aangezien een uitruil van capiteyn Schreeuw met drie gevangen te Blanckenburch is overeengekomen, eisen zij de betaalde 250 gld. terug van capiteyn Schreeuw.
Op de volgende bladzijde (9) belooft capiteyn Schreeuw Schepmoes van aanspraken te vrijwaren.

Govert Jacobsz van Dordrecht, varend als matroos ten oorlogh ter zee met capiteyn Jacob Musch, bekent 277 gld. schuldig te zijn aan Cornelis de Wijs en zijn vrouw Susanna Willemsdr, wegens verteerde mondkosten, slaapgeld etc., te betalen uit zijn verdiende gage.

Arnout Wagensvelt, notaris, bekent twee betalingsopdrachten, tezamen groot 3500 gld., overgedragen te hebben aan Jacob van Velsen, welke hij had ontvangen van Pieter Roeloffsz Crans, staande ten laste van Hans Reyniersz, coopman te Amsterdam.