Zoeken in archieven

Michiel van de Reviere, coopman in Amsterdam, machtigt mede namens zijn vader, Joosge van de Reviere, coopman, de notaris om zich met 2 getuigen te vervoegen bij Abram Pauwelsz, marctschipper op Dordrecht, Adriaen Solderwagen en Cornelis Starreman, die zich borg hebben gesteld voor Carel Jusbert, coopman in Delft, voor een contract dat hij en zijn vader met Carel Jusbert hadden gesloten voor de schepenen van Rotterdam. Michiel van de Reviere heeft tot nakoming van zijn deel van het contract 10.000 gulden gedeponeerd bij Cornelis van den Berch, vice-president schepen, en vraagt de drie borgen hun aandeel te voldoen. De borgen verklaren aan de notaris dat ze zich niet gehouden voelen aan het contract omdat de protestanten zelf in gebreke zijn gebleven bij het storten van hun geld op de afgesproken tijd.