Zoeken in archieven

Jan Barentsz den Hobbelaer, varende man, en zijn vrouw Catalyntjen Eliasdr benoemen elkaar tot erfgenaam. Eventuele kinderen worden ook erfgenamen. Sterft de man als eerste kinderloos, dan moet de vrouw als legaat aan zijn moeder Lysbet Cornelisdr zijn kleding plus 200 gulden uitkeren, en aan zijn zusters ieder 50 gulden, en bij vooroverlijden aan hun nazaten. Sterft de vrouw al eerste kinderloos, dan krijgen de armen van de Mennonistengemeente die zich Waterlanders noemt 50 gulden, en het Weeshuys eveneens 50 gulden. De kinderen van haar nicht Annetjen Cornelisdr krijgen dan samen 12 gulden, Heyltjen Cornelisdr, de dochter van haar neef Cornelis Cornelisz, krijgt 6 gulden, haar neef Pouwels Cornelisz 6 gulden, de kinderen van haar nicht Maertjen Ouwerden te Leyden 12 gulden, haar halfbroers en -zuster samen 150 gulden. Haar vader Elias Claesz krijgt al haar kleding en zilveren sieraden plus 514 gulden. Is hij eerder gestorven dan is dit alles voor haar halfbroers en -zuster, mits Elsje Jansdr, de huidige vrouw van haar vader, daarvan haar leven lang de rente geniet.
In de marge een kwitantie van 03-05-1662: Willem Jansz, weduwnaar van Grietjen Barentsdr en Jeroen Ariensz, de man van Aeltjen Barentsdr, beiden zusters van wijlen Jan Barentsz de Hobbelaer, verklaren de kleding en 300 gulden van de weduwe Catalyntjen Eliasdr ontvangen te hebben, die hen volgens het testament toekomt.