Zoeken in archieven

Heynrick Dammissen, hoenderverkoper van 32 jaar, verklaart op verzoek van jonker Eduwaert Everwijn uit Delft, dat hij afgelopen vrijdag met Eduwaert bij Jan Aynsworst (Ainsworst), Engels koopman, in diens pakhuis bij de Gapertsbrugge is geweest, waar Aynsworst van Everwijn diamanten en een geslepen spiegel met een zilveren lijst kocht. Bij de betaling is Engels laken van 7 gulden per el betrokken, van welk laken staaltjes aanwezig waren. Het laken blijkt maar 5 gulden per el waard te zijn, zo hebben lakenkopers Everwijn gezegd. Aynsworst antwoordt dat hij soortgelijk laken voor 7 gulden per el verkocht heeft en dat de lakenkopers er geen verstand van hebben.

Cornelis Heyndricksen Truweel (Terweel), Jan Dircksen Cogel en Jan Janssen Plemp de Jonge, gezworen redetrekkers, verklaren op verzoek van Barent Janssen Vonck, dat zij naar het huis van Vonck aan de westzijde van de Keyserstraat zijn geweest om de achtermuur te onderzoeken, waarbij zij de gifte, d.d. 28 april 1631 voor de Schepenen gegeven, door Adriaen Pietersen Vethuysen aan Vonck nader hebben bekeken. Vethuysen woont achter Vonck. De zaak gaat over de kozijnen en lichten in de betreffende muur. Wat hierover in de gifte wordt bepaald, blijft gehandhaafd. In verband met het voorkomen van het gooien van vuil uit de ramen van Vonck dienen er tralies met een tussenruimte van 5 duim te komen.

Louwijs Janssen Quartel, koopman van 26 jaar, verklaart op verzoek van Jan Gay, Engels koopman, dat Gay op 20 januari 1640 een obligatie van 570 gulden ten laste van Jan Suyvertsen, lakenverkoper in Hoorn, verkregen heeft, en een maand later verkocht heeft aan Jan Govertsen, de vader van Louwijs. Na het overlijden van Govertsen heeft Louwijs de obligatie wederom verkocht aan Gay.

Adriaen Pietersen, twijnder, Pieter Wint, tijkwerker, Heyndrick Janssen, volder, en Mees Jacobsen, scheeptimmerman, die allen aan de Cingel buiten het Hoffpoortge wonen, verklaren op verzoek van Christijntgen Leenderts, vrouw van Joachim Adriaensen, dat Christijntgen en haar dochters vanaf Pinksteren 1640 tot heden bij hen aan de Cingel hebben gewoond, dat zij goede buren zijn geweest en dat zij niets op hen hebben aan te merken.