Zoeken in archieven

Matthias van der Graef (Graaff), oud schepen, Elisabeth van de Graef (Elijsabeth van de Graeff) en Jan Hennekin (Jean Hennekijn), man van Catharina van de Graef (Catarina van de Graeff), van wie Matthias tevens optreedt als voogd over de kinderen van wijlen Maria van der Graef, van welke kinderen Boudewijn Onderwater, raad en vroedschap van Dordrecht, vader en mede voogd is, allen kinderen en kleinkinderen van Anna van Neercassel, weduwe van Hendrick van der Graef, gewezen kapitein van de Burgerij, zijn elk voor een vierde deel erfgenaam in de nalatenschap van Anna. Zij komen tot een verdeling van de rentebrieven en de percelen grond, die Anna nagelaten heeft. Matthias ontvangt 5 rentebrieven ten laste van het Gemeenelant van Holland en West-Friesland, kantoor Gorinchem of van de stad Gorinchem met een waarde van 2 x 3000, van 2000, 500 en 200 gulden en verder nog 17 morgen, 2 hont land in Poederooijen. Elisabeth ontvangt 2 rentebrieven van 4600 en 1100 gulden ten laste van het genoemde Gemeenelant, kantoor Dordrecht en Gorinchem. Catharina ontvangt een rentebrief ten laste het genoemde Gemeenelant, kantoor Gorinchem, van 1000 gulden en 5 morgen land in Sandwijck. Aan de kinderen van Maria wordt de helft van 4 morgen land in Sandwijck toebedeeld, gemeen gelegen met Adriaen Drinckvelt, brouwer in Breda. De partijen verklaren dat de nalatenschap van percelen grond, rentebrieven, obligaties en contant geld nu onder hen verdeeld is. Als gemeenschappelijk bezit blijft het huis en erf, genaamd de Meelbael, aan de oostzijde van de Lombertstraet en er wordt een bedrag van 32.938 gulden aan uitstaande schulden genoemd.
N.B. Zie ook aktenr. 371 van dit inventarisnummer.