Zoeken in archieven

Olivier Couwijn, ontvanger van de grafelijke tollen, Elisabeth Roose, laatst weduwe van Ludovico de Brune, Catharina Couwijn, en Catharina de Brune, genaamd Couwijn, beiden bejaarde ongehuwde dochters, allen wonend in de brouwerij van 'de Hollandse Tuijn', leggen een verklaring af op verzoek van Anna Odanel, eerst weduwe van kapitein Lambert Rousee, in Oost-Indië overleden, nu vrouw van Egidius Zijlen, koopman op Batavia in Oost-Indië. Zij verklaren dat Anna Odanel een dochter was van heer en ridder Odanel uit Ierland, edelman en kwartiermeester-generaal van het regiment van de oversten-kolonel Ogel, in dienst van de Staten-generaal van de Verenigde Nederlanden in de belegering van Breda en in 1625 aldaar overleden, en van Maria van Polanen, echte dochter van Johan van Polanen en Barba Douze, nicht van meester Gerrit Douze, oud-raad en pensionaris van Breda en raadsheer van de provinciale staten. Anna Odel is, daar zij haar ouders vroeg verloren heeft, staatdochter van mevrouw Poliander, vrouwe van Heenvliet in het land van Putten, en getrouwd met Lambert Rouzee en dat zij enige jaren in 's Gravenhage heeft gewoond, bij het Voorhout, in het huis genaamd 'Out-Haerlem', bij de Doelen, tot haar man in dienst is getreden van de landgraaf van Hessen Catsenelleboge op zijn reis van en naar Duitsland. In het huis woont nu Cornelis van Thienen, koopman in wijnen. Zij woont nu hier in het huis dat heeft toebehoord aan ridder Philbert Fernattij, waar ook de deposanten woonden. Zij is, na de terugkomst van haar man, naar Zeeland vertrokken, waar hij is benoemd tot landdrost of baillu van het platteland van Walcheren, tot hij indienst is getreden van de Oostindische Compagnie, kamer Middelburg, en zij naar Oost-Indië zijn vertrokken.