Zoeken in archieven

Pietertgen Jacobs, vlaskoopster, verklaart Jacobientge Heijndricks, dochter van Heinrick Datens, arbeider in de waagh(?), met ingang van 1 mei 1657 voor de tijd van vier jaar in huis te hebben genomen om haar het vak te leren. Datens betaalt 6 Vlaamse ponden voor kost, inwoning en onderricht.

Pieter Baltensz Reijns, tijkwever te Schiedam, en Jannes Duvinck, man en voogd van Snoeijken Baltens Reijns en korporaal bij de in Bergen op Zoom gelegerde compagnie van kapitein Ruijs, zijn volgens het op van 4 januari 1657 bij notaris Van Aller gepasseerde testament erfgenamen van wijlen Margareta Adriaens Swols, hun moeder resp. schoonmoeder.
Zij verklaren door hun stiefvader Jan Sommersz Hallingh volledig betaald te zijn en af te zien van verdere aanspraken.

Marijtgen Biljets, weduwe, volgens het op 2 maart 1654 gepasseerde testament boedelhoudster en universeel erfgename van wijlen Huich Reusens, verkoopt per 1 mei 1657 een huis aan de westzijde van de Delftsevaart aan Jacob Cooren, slotenmaker. Het huis grenst aan de noordkant aan de percelen van Wijnant Maertensz en Michile Esaiasz de Lint en in het zuiden aan dat van de weduwe Lijntgen Eglerts.
In een akte, d.d. 19-02-1638 wordt het recht van overpad geregeld; data van giftebrieven: 07-10-1549; 01-12-1561;05-05-1638.
Een deel van de koopsom wordt geleend: genoemd worden bedragen van 1200, 1000 en 500 gulden tegen 5% rente per jaar. De aflossing moet minstens 50 gulden per jaar bedragen.

Heijnrick van Leeuwen, apotheker, man van Maria Bontenbals die eerder weduwe was van Cornelis Pancer, en Willem Pietersz, meester-kleermaker, sluiten een contract over de huur van het huis waarin Van Leeuwen woont. Volgens het contract van 30-04-1644 betaalt hij vanaf 16-02-1644 20 Vlaamse ponden. Gedurende de jaren 1658 t/m 1662 zal huurder steeds op 14 februari een bedrag van 4 Vlaamse ponden betalen en een jaar later 3.