Zoeken in archieven

Jan Rutten van Est, bakker, mede-erfgenaam ex testamento van Annetgen Huijgen, zijn overleden moeder, verklaart dat hij de erfenis van zijn moeder heeft ontvangen van Ruth Jansen van Est, zijn vader.

Vermeld wordt nog:
- Een betaling aan Jan van der Heuvel en aan Gerrit Kroesen op de Huibrug
- Het huis van genoemde Ruth Jansen van Est, staande en gelegen aan de westzijde van de Schiedamsedijk.
- Een obligatie ten profijte van Guilliame Bidlo

Neeltge Korssen, gehuwd met Abraham van Beemden, verhuurt haar huis en erf, staande en gelegen aan de noordzijde van de Leeuwenstraat, aan Willem Cornelisen van Gijsen, beenhakker.

Het huis en erf worden aan de oostzijde begrensd door juffrouw Anna Lantsbergen, weduwe van Abraham van Wouw, aan de westzijde door de erfgenamen van Pietertge Gerrits, en aan de achterzijde door een gemeenschappelijke gang.

Bartholomeus van Winde, schilder, wonende te 's-Gravenhage, als voogd van zijn minderjarige broer Joannes van Winde de jonge, mede optredend namens zijn mede-voogden, te weten zijn vader Jan van Winde de oude en zijn broers Gerrit van Winde en Jacob van Winde, wonende te 's-Gravenhage, sluit een contract met Goosen Brant van Hoven, schoenmaker, met betrekking tot de aanbesteding van zijn broer Joannes.

Dirk Jansen Messchaert, tinnegieter, gehuwd met Neeltgen Claes van Mierop, en aldus mede-erfgenaam ab intestato van Claes Willemsen Mierop, de overleden vader van zijn vrouw, in zijn leven erfgenaam ab intestato van wijlen Aeltge Claes van Mierop, diens overleden dochter, verklaart 700 gulden ontvangen te hebben uit handen van Willeboort Gerrebrantsen, wonende te Oegstgeest, zijn aanbehuwd zwager.

De 700 gulden betreft de helft van een bedrag van 1400 gulden, waarvan Gerrebrantsten ten behoeve van de erfgenamen van Aeltge Claes van Mierop op 19-03-1653 te Leiden een obligatie heeft laten passeren. De obligatie berust onder Jacob Gerritsen Kraan, wonende te Koudekerk.