Zoeken in archieven

Cornelis Ariensz Soeteman, 46 jaar en Willem Willemsz schotsman,40 jaar, zijn beiden schippers en burgers alhier.
Zij getuigen voor Engelbregt Wielant en Harman Jansz Bitter, poorters en burgers van de stad Hulst.Zij zijn op twee februari met hun schepen Oostendam binnengezeild. Door de zware ijsgang moesten zij de volgende dag blijven liggen, Achter hun schepen meerde een damschuitje aan.
's Avonds zijn zij naar de herberg gegaan alwaar een zekere Anthonij Cornelisz Outsacq ook kwam.Hij was schipper van het damschuitje en kreeg even later gezelschao van zijn zoon of knecht. Deze vertrok even later weer. Outsacq vertelde dat hij van Hulst op Rotterdam voer en te voet heen en weer was geweest naar Dordrecht.
De attestanten zijn teruggegaan naar hun schip en ze hoorde even later de stem van de zoon roepen dat zijn vadertje al zijn geld kwijt was. Uit de herberg gekomen zei Outsacq dat hem wel 900 gld was ontstolen. Daarna hebben zij allen de schepen in de buurt doorzocht en er werd geen geld gevonden. Ook het schip van Jan Claasz, dat daar ook lag.

NB Het tweede deel van de akte staat op bladzijde 24