Zoeken in archieven

Verdeling van de nagelaten goederen van wijlen jonkheer Yta van Wittensteijn, die hij tijdens zijn leven met zijn laatste vrouw Bertruda Sem hebben bezeten, volgens de inventaris d.d. 24 februari 1659 (aktenr. 3 van dit inventarisdeel) en de aanvulling en correctie (aktenr. 8 van dit inventarisdeel) hierop. Aan onroerend goederen worden genoemd het huis, hof, enz., gelegen op de Meijbergh in Teteringen bij Breda, en een vijfde deel in het huis De Vier Heemskinderen in Breda met het huis daarnaast en er is nog een perceel land in Baarlebosch. Voorts rente- en schepenbrieven met de rente daarop, huisraad, enz. Het totaal is 9.780 gulden. Ten laste van de boedel staat o.a. een erfdeel dat de kinderen nog moeten ontvangen uit de nalatenschap van Jenneken Verbeek, de grootmoeder van moederszijde van de kinderen van Yta. Uiteindelijk valt er 6.682 gulden in 2 gelijke porties te verdelen, de ene helft voor de weduwe en de andere helft voor de kinderen Pieter en Elisabeth van Wittensteijn, over wie hun oom Joannes van Wittensteijn voogd is. De verdeling van de goederen onder de erfgenamen wordt in de akte beschreven.
N.B. Zie ook de aktenrs. 3, 4 en 8 van dit inventarisdeel.

Anna Moene maakt een lijst van de goederen op, die zij met wijlen haar man Joannes Vishoeck in bezit heeft gehad. Vishoeck heeft d.d. 1 juli 1657 bij deze notaris een testament opgemaakt. De inventaris is opgemaakt in aanwezigheid van de boekverkopers Aernout Laers en Cornelis Jacobsen den Apt. De goederen zijn getaxeerd door de vendumeester Dirck van Raijen. De goederen bevatten winkelwaren, huisraad, kleding en veel boeken, waaronder Latijnse en Duitse boeken, psalmboeken en de werken van Cats, waarvan de totale waarde 1135 gulden is. Voorts worden de schulden ten laste van de boedel genoemd.
N.B. Anna tekent met Anna Moenen, Aernout met Arnout Leers, Cornelis met Cornelis Jacobsz den Abdt en Dirk met Dirck van Raeijen .

Verdeling van de nagelaten goederen van Cornelis Michielsz, opgemaakt door zijn erfgenamen aan de hand van de inventaris, gepasseerd voor deze notaris d.d. 26 maart 1658. Als onroerend goed wordt genoemd een perceel land in de polder van de Oudendijck, dat door Maerten Pietersz de Hoogh is gekocht, en een huis en erf aan de oostzijde van de Schie, dat verkocht is aan Michiel Cornelisz. Verder worden een aantal obligaties vermeld en een lijst van schulden ten bate en ten laste van de boedel. Uiteindelijk is er 6.270 gulden te verdelen onder 7 erfgenamen in gelijke porties. Deze erfgenamen zijn Michiel Cornelisz, Pieter Cornelisz, Dirck Cornelisz, Cornelis Michielsz Breems, man van Willemtge Cornelis, Jan Jacobsz Cuyper, man van Claesgie Cornelis, Leendert Ariensz Soetentijt, man van Pleuntge Cornelis, en de weeskinderen van Jacob Cornelisz, over wie de genoemde Pieter en Leendert de voogden zijn.
N.B. Zie ook aktenr. 12 van dit inventarisdeel.

Michiel Cornelisz, Dirck Cornelisz, Cornelis Michielsz Breems, man van Willemtge Cornelis, Jan Jacobsz Kuyper, man van Claesgen Cornelis en Leendert Aryensz Soetentijt, man van Pleuntge Cornelis, erfgenamen van hun (schoon)vader Cornelis Michielsz komen met mede erfgenaam hun broer/zwager Pieter Cornelisz, die met genoemde Leendert mede als voogd over de weeskinderen van hun broer/zwager Jacob Cornelisz optreedt, overeen dat Pieter een obligatie van 200 gulden uit de boedel overneemt.
N.B. Zie ook aktenr. 11 van dit inventarisdeel.