Zoeken in archieven

Boedelbeschrijving van de goederen, die Elias de Vogel en zijn vrouw Anna Kallebagh in bezit hebben gehad. Anna is 9 januari jl. overleden. De inventaris is opgemaakt in presentie van Moyses de Melander en Joannes van Rosmalen, voogden over de nagelaten minderjarige kinderen. Elias en Anna hebben 8 januari 1659 bij notaris Vitus Mustelius een testament opgemaakt. Naast huisraad, kleding, enz. bevat de inventaris enkele rentebrieven, waaronder een rentebrief die Anna uit de erfenis van haar vader Paulus Kallebagh heeft ontvangen. Aan onroerend goed wordt een huis en erf genoemd, gelegen aan de oostzijde van de Oosterstraat in Embden, welk huis en erf Elias van zijn vader Hans Vogel geërfd heeft. Verder de schulden en lasten van de boedel.
N.B. De naam Kallebagh wordt in de akte tevens geschreven als Kallenbagh en Callenbagh.

Aan de akte is het volgende toegevoegd:
Elias de Vogel, vader van Jacoba van een jaar en Paulus van 3 weken, komt met Geertgen Jans, bejaarde dochter in Voorburgh, overeen dat zij de kinderen voor de eerstkomende 6 jaar zal verzorgen, ingaande 19 januari van dit jaar. Zij ontvangt hiervoor 100 gulden per jaar. Er worden afspraken gemaakt bij overlijden van één of beide kinderen.

Jan Langlo, weduwnaar van Jannetgen Visteijn, aan de ene kant en zijn schoonzoon Forton du Prat (Prad), man van Maria Langlo, aan de andere kant verdelen de nagelaten goederen van genoemde Jannetgen. Door blinde loting is aan Du Prat het huis en erf met de naam Het Blauwe Anker, gelegen aan de oostzijde van de Koestraat, voor de prijs van 3000 gulden te beurt gevallen en aan Jan Langlo het huis met de naam Het Witte Kruijs, gelegen aan de westzijde van de Sevenhuijsestege, voor 900 gulden. Beide huizen zijn met een bepaald bedrag belast. De rest van de nalatenschap hebben zij verdeeld.

N.B. Langlo tekent met Jan Lenglow en du Prat met Forton Duprat.

Boedelinventaris, die na het overlijden van jonkheer Yta van Wittensteijn door zijn weduwe Bertruda Sem, verblijvende alhier, maar wonende in Grol, is opgemaakt in bijzijn van jonkheer Joannes van Wittensteijn, vaandrager van kapitein Willem Joseph van Gent uit Maastricht, oom en voogd over de minderjarige kinderen Pieter en Elisabeth van Wittensteijn. Aan onroerend goed worden genoemd een huis, hof, boomgaard en verschillende akkers, gelegen ten zuiden van het woonhuis in Teteringen op de Meijbergh bij Breda. Het totaal is omtrent 10 bunder. Verder volgt een lijst van personen, die de boedel geld schuldig zijn. De weduwe is in het bezit van onroerende goederen of een deel daarvan, gelegen in Breda en Baarlebosch, waaronder een vijfde deel van een huis dat haar uit de nalatenschap van haar vader Jacob Sem is toegekomen. Tot slot een lijst met kleding, zilverwerk, geld, enz., eindigend met de doodschulden.

N.B. Bertruda tekent met Bertrua Sem.
Zie ook de aktenrs. 4, 8 en 9 van dit inventarisdeel.

Boedelrekening en verdeling van de nalatenschap van jonkheer Yta van Wittensteijn, die hij tijdens zijn leven in bezit heeft gehad met zijn laatste vrouw Bertruda Sem. De inventaris is d.d. 24 februari 1659 opgemaakt, zoals beschreven is in akte nr. 3 van dit inventarisdeel. Er wordt nu vastgesteld wat de weduwe en wat haar 2 kinderen toekomen. Het huis, enz. gelegen in Teteringen op de Meijbergh, komt voor de ene helft aan de weduwe en voor de andere helft aan de kinderen toe. De roerende zaken worden gedeeld. De verdeling wordt goedgekeurd door Bertruda Sem en jonkheer Joannes van Wittensteijn, voogd over de kinderen van de overledene.
N.B. Zie ook de aktenrs. 3, 8 en 9 van dit inventarisdeel.