Zoeken in archieven

Robberde Mitchel, stuurman, draagt aan Pieter Jacbsen van Broekel over een obligatie van 150 gulden die ten laste staat van Jacob Rombouts curator van de boedel van kapitein Cusack, berustend bij de commissarissen van de desolate boedels te Amsterdam, die bij deze afstand doen van de obligatie. Robberde Mitchel verklaard dat hij geheel voldaan en betaald te zijn.

Dirck Maertensz Uijtenbroeck wonend in het Swaens in Blommersdijk, draagt aan Jan Lourisse wonend in Crooswijk over een obligatie van 409 gulden die ten laste staat van Andries Cornelisse den IJeman, wonend in het Noordeinde van Sevenhuijsen. De schuld is onstaan door leverantie van Alemanschappen?. Van de verkoop van de obligatie wil Dirck Maertensz Uijtenbroeck 270 gulden terug die hij dan ook ver obligeert heeft op 30 okt. j.l..
In de marge is vermeldt: dat op 28 okt. 1660 de obligatie is geroyeerd.

Pieter Fransz Harien, asveger, en zijn huisvrouw Jannetge Louwerens Ridding hebben op 28 juli 1653 een testament laten opmaken door notaris Pieter Capaen te Amsterdam. In het testament hebben zij ook een bepaling over het vruchtgebruik gemaakt. Dit vruchtgebruik is in een akte opgesteld door de reeds overleden notaris Rochus van der Scharm te Amsterdam en goed gekeurd door de Hove van Holland. Het vruchtgebruik t.b.v. hun 3 oudste kinderen, betreft een woning met inboedel staande in de Agnietenstraet te Amsterdam. Het huis wordt door de provoost Nicolaes Dommer te Amsterdam verhuurt. Als vergoeding hiervan van ontvangt hij jaarlijks 24 gulden, die word van de huur afgetrokken.

Heijnrik van der Aa, koopman te Lier in Brabant, draagt aan Lieven de Moei, gezworen makelaar alhier, over een bedrag van 529 gulden uitmakend van een bedrag van 550 gulden. De tegenwaarde van dit bedrag zijn 400 tonnen run die gekocht zijn van Mailgaert Marlion, loyer. Heijnrik van der Aa verklaat dat hij geheel voldaan en betaald is.