Zoeken in archieven

Claes Cornelisz Kersseboom, varendeman, bekent dat hij een schuld heeft van 127 gulden bij Claesgen Stevens weduwe van Cornelis Bouwens. Om zijn schuld te betalen zet hij zijn bezittingen om in een obligatie, welke gespecificeerd worden weergegeven, wat dan een obligatie wordt. Deze obligatie verkoopt hij aan genoemde Claesgen Stevens, die het gaarne aanneemt en zegt dan ook geheel voldaan te wezen.

Claesgen Stevens weduwe van Cornelis Bouwens verklaart dat zij alle goederen van Claes Cornelisse Kersseboom heeft ontvangen. Claes mag de goederen naar eigen goeddunken gebruiken tegen een betaling van 5 gulden per jaar.

IJsbrant Bijlant, apothecar te Delft, ontvangt namens (en is daartoe gemachtigd) zijn broer Schrevel Bijlant, secretaris van Loopwijk, van Floris Bergees een bedrag van 883 gulden en 18 stuivers. Het bedrag is een onderdeel van een grotere lening over geleverde winkelwaar door Graeff Frits.

Abraham van Loon, molenaar, gehuwd met Grietgen (Margarita) Fieren. Grietgen was eerder gehuwd met Pieter Dircxsen, met heeft zij op 2 sept. 1644 een testament opgemaakt, ten over staan van notaris Daniël Wees te Dordrecht. Grietgen draagt de helft van een kindsdeel over aan Elisabeth Hendricx Scheij die gehuwd geweest is met Jan Pietersen, zaliger. Het bedrag staat op het huis van Abraham en is ten laste van zijn schoonvader Sier Cornelisse, schipper en burger van Dordrecht. De comparante hebben hun deel ontvangen en dank Sier daar voor.