Zoeken in archieven

Jacob Jansz Muls (Meuls), koopman, verkoopt aan Dirck van Noort, luitenant bij de Admiraliteit, een huis en erf, gelegen in de Koestraet, ten zuiden begrensd door Jacobus de Necker en ten noorden door de koper en de wijnkoper Daen van Dorsten, strekkende voor van de straat tot aan het huis dat tegenwoordig door Johan Augustius wordt bewoond. De koopsom is 2000 gulden.

Lieven van Coulster, oud schepen, machtigt Nicolaes van Dongen, klerk ter secretarie, om namens hem voor de schepenen te bekennen dat hij 6000 gulden aan Gillopes en Rodrigo Alvares Pinto, Joodse kooplieden, schuldig is inzake een rentebrief van 4000 gulden met de verlopen rente en 2000 gulden namens hem bij de kooplieden op te nemen geld. Als verzekering brengt Van Coulster zijn woonhuis en erf aan de westzijde van de Leuvehaven in.

Teunis Michielsz Catwijcker is aan Huigh Bastiaensz, wonende in Katwijk (Catwijck) aan Zee, voor 2/3 en aan Jan Pietersz Moliers voor 1/3 van 370 gulden schuldig. Teunis heeft in Algiers in Barbarije gevangen gezeten, uit welke gevangenis en slavernij hij door toedoen van Jan Hennekijn verlost is. Dit bedrag is het restant van het geld dat bijeengebracht was om Teunis vrij te krijgen. Het zal voor zijn rekening aan Hennekijn betaald worden.
N.B. Zie ook aktenr. 24 van dit inventarisnummer.

Jan Pietersz Moliers, verklaart dat ene Teunis Michielsz Catwijcker als slaaf in Algiers in Barbarije gevangen zat. Hij voer in 1657 als matroos op het schip van Claes Baerthoutsz, waaruit hij naar Algiers is opgebracht. Moliers, wijlen Bastiaen Jacobsz Schooff en Petrus Vliettentoorn (=Vliethoorn), predikant in Katwijk (Catwijck) aan zee, hadden zich voor 1050 gulden borg gesteld voor Johan Hennekijn, koopman, te betalen als Teunis in vrijheid zou worden gesteld. Hennekijn heeft hem uitgekocht en is een rechtszaak begonnen tegen Bastiaen Jacobsz Schooff. Hennekijn. Schooff is veroordeeld tot het betalen van 370 gulden, een derde van 1050 gulden met kosten. Voor die borgstelling is een schuldbekentenis d.d. 12 maart 1660 opgemaakt bij notaris Vitus Musteliusz. Een derde deel is voor rekening van Moliers door Huijg Bastiaensz, wonende in Katwijk (Catwijck) aan Zee, aan Hennekijn betaald. Moliers is nu 123 gulden schuldig aan Bastiaensz.
N.B. Pagina 41 is niet als scan opgenomen.
Zie ook aktenr. 23 van dit inventarisnummer.