Zoeken in archieven

Jacob Jacobsz Stroobaert, die in dienst van de Oost Indische Compagnie voor de Kamer Delft als timmerman op het jacht de Leeuwinne naar Oost Indië zal vertrekken, benoemt zijn enige dochter Angenietge Jacobs uit zijn huwelijk met wijlen Trijntje Barents of bij haar vooroverlijden haar kinderen tot zijn enige erfgenaam. Verder stelt hij zijn broer Jan Jacobsz en zijn neef Frans Jacobsz tot voogden aan over zijn minderjarige erfgenamen. Verder worden als zijn eventuele erfgenamen genoemd zijn broers en zus Cornelis, Jan en Aechjen Jacobs, de kinderen van zijn broer Jan Jacobsz den Ouden en de kinderen van zijn broer Evert Jacobsz, elk voor een vijfde part. Lijsbeth Everts, de dochter van zijn broer Evert, ontvangt een legaat van 100 gulden. Bij vooroverlijden van Jan gaat zijn deel naar diens vrouw Grietge Pieters. Angenietge ontvangt bij huwelijk of mondigheid 500 gulden, die tot dat moment berusten onder zijn broer Jan.

.