Zoeken in archieven

Louys van Vuyren, boekverkoper te Leiden, draagt 30 gulden en 11 stuivers over aan Anthony van Rhoon, boekverkoper, wegens geleverde boeken aan Jordanus Pavort, rector van de school in Leerdam. Borg: Janneken de Bruyn, vrouw van N.N. de Munnik, kapitein.

Leendert Willemsz Kickert, boekdrukker of letterzetter, bekent 250 gulden schuldig te zijn aan Joannes Neranus, wegens geleend geld.

Cornelis Pelt, advocaat, met machtiging van Gillis Jacobus Canter, baljuw en schout te Capelle aan den IJssel en schout te Nieuwerkerk aan den IJssel, machtigt Leonard van Zijll, procureur voor het stadsgerecht, om te procederen in zijn zaak tegen Cornelis Mathijsz, Cornelis Leendertsz Jongeleen, Adriaen Jacobsz, kleermaker, en Lucas Alexandersz de Vijver, oud-schepenen.

Op verzoek van Trijntge Louweris, weduwe van Jan Claesz Doot, vervoegt de notaris zich bij Otto Selkart, brouwer in Het Witte Paard, om hem in rechte aan te zeggen dat Jan Cornelisz van der Mik, koopman te Amsterdam, haar aansprakelijk heeft gesteld voor de betaling van een leverantie graan ten behoeve van geïnsinueeerde. De notaris treft Selkart niet thuis. Zijn vrouw vraagt kopie. De notaris wordt bovendien verzocht Theophilus Exter, gerechtsbode, te insinueren namens Otto Selkart. De notaris vervoegt zich bij deze laatste, treft hem niet thuis, insinueert diens vrouw en tekent protest bij haar aan.