Zoeken in archieven

Agata Houtmans, laatst weduwe van Heijndrick Billinghsle (Billinsle), wonende op het West Nieuwlandt, verklaart dat zij haar zoon Jan Billinghsle den Ouden bij zijn huwelijk een behoorlijke uitzet heeft gegeven en daarenboven nog 300 gulden en verder aan Dorethea Cats 600 gulden voor hem betaald heeft, die haar zoon aan Dorethea schuldig was. Verder heeft zij voor hem voor 1000 gulden aan koopmansschappen gekocht en hem 400 gulden gegeven; bij elkaar 2300 gulden. Hij heeft meer dan haar andere voorkinderen ontvangen. De vrouw van de inmiddels overleden Jan heeft hun zoon Jan vanuit de Verginis naar Agata gestuurd, die haar kleinzoon met hoge kosten heeft onderhouden en ondergebracht bij haar zwager Ritsert Gheij in Engeland, wat Agata jaarlijks tenminste 100 gulden kost. Volgens het testament dat genoemde Heijndrick d.d. 2 januari 1627 bij Heijndrick Vockestaert, notaris te Delft, heeft opgemaakt, heeft Jan nog diverse sommen geld ontvangen. Verder verklaart Agata, dat zij voor het overlijden van Heijndrick voor zijn zoon Ritsert Billinghsle aan Ritsert Gheij in totaal 1800 gulden heeft betaald, zowel aan Ritsert Geheij, zijn gewezen meester, als aan goederen die hij op een reis naar Den Bosch meegenomen had, en een reis naar Genua en de uitrusting voor een reis naar Oost-Indiën. Jan heeft zij leren lezen, schrijven, boekhouden en uitgerust voor zijn reis naar de Verginis, wat haar veel gekost heeft en zij gezien het testament niet hoefde te doen. Zij heeft de voorkinderen van haar man en het nakind hun vaderlijk deel gegeven. Genoemde Heijndrick heeft bij hun huwelijk meer schulden dan goederen ingebracht. Zij wil dat de kinderen van Jan en anderen het geld inbrengen als verrekening met waarop zij aanspraak maken ten laste van haar boedel.