Zoeken in archieven

Hendrick Jacobse van Dort, kruier, verklaart op verzoek van Gerrit Lourensz Mes, schipper van het schip de Fortuijn, dat in juli jl. 's nachts uit genoemd schip, dat onder de kraan lag om te lossen, 2 matrozen van dat schip kwamen, nl. Focke Gabbis en Harman Hendricx, die een tonnetje, enkele flessen en een kan vol brandewijn bij zich hadden. Zij werden door de wachters, die de wijnen bewaakten, tegengehouden. Het tonnetje lieten zij achter en zijn met de flessen en de kan gevlucht. Het ging met zoveel geweld en rumoer, dat Gabbis op een aantal plaatsen op zijn lichaam werd gewond.
Frans Joppe, makelaar, verklaart op verzoek van genoemde Mes, dat hij, die de vrachten van de ingeladen brandewijnen voor Mes heeft ontvangen, werd gekort voor 35 gulden, nl. 30 gulden door Johan Drost, koopman, en 5 gulden door Francois de Walsche, koopman; dit in verband met de brandewijn die uit hun vaten waren getapt. De gage van de 2 matrozen is door de heer officier in beslag genomen. Genoemde Van Dort verklaart verder dat hij de brandewijn geproefd heeft.