Zoeken in archieven

Adryaen de Swart, coopman te Amsterdam, heeft een vordering op Gillis de Moll, brouwer in de brouwerij de Roos, voor geleverde mout.
Hij verzoekt de notaris deze vordering te innen, resp. bij weigering te protesteren.

Jan Jansz, kelderknecht in brouwerij De Swarte Leeuw, en Merritgen Willemsdr, vrouw van Barent Mathijsz, beiden wonende in de Wijnstraet, verklaren dat Willemtgen Jacobsdr, vrouw van Adryaen Dircksz, scheepstimmerman, wonende in de Wijnstraet, openlijk beweert dat comparanten e.e.a. van haar gestolen hebben.
Comparanten ontkennen dit en verlangen dat Willemtgen Jacobsdr tov. een notaris verklaart dat haar beweringen onwaar zijn en eisen tevens vergoeding van de door hem gemaakte kosten.
Bij weigering zullen zij gerechtelijke stappen ondernemen.
Comparanten verzoeken de notaris om deze eis aan Willemtgen Jacobsdr over te brengen.

Barent Mathijsz, wonende in de Wijnstraet herroept zijn eerder gedane insinuatie tegen zijn buurvrouw Willemtgen Jacopsdr, vrouw van Adryaen Dircksz, terzake van een beweerde diefstal, en verklaart dat e.e.a. op een misverstand berust.

Hierbij was tevens betrokken Jan Jansz, kelderknecht in de Swarte Leeuw.

Willemtgen Jacopsdr, vrouw van Adryaen Dircksz, scheepstimmerman, wonende in de Wijnstraet in de Olifant, verklaart dat haar eerder gedane beweringen dat Jan Jansz, kelderknecht in de brouwerij De Swarte Leeuw, samen met haar buren Barent Mathijsz en diens vrouw Merritgen Willemsdr, van haar eea. had gestolen, niet waar zijn.
Haar man, mede comparerend belooft alle gemaakte kosten te zullen vergoeden.