Zoeken in archieven

Pleuntje Jans van Wijk, weduwe van Cornelis Kleijweg en wonende in het Noordeinde van deze Heerlijkheid geeft te kennen dat onlangs haar dochter Catharina Cornelis Kleijweg, weduwe van Crijn Sootjevis, in deze Heerlijkheid is overleden. Zij was haar enige erfgenaam en laat drie kinderen na: Cornelis, Aagje en Crijntje Sootjevis. In het testament d.d. 4 september gepasseerd bij notaris Cornelis de Man te Delft zijn de voogden Cornelis van den Bent en Arij de Jong benoemd. Door het overlijden van Cornelis van den Bent is bij akte d.d. 27 november 1739 alhier Cornelis Vermeulen tot voogd benoemd. Haar dochters zijn inmiddels: Cornelia 24 jaar, Aagje 22 jaar, en Crijntje 21 jaar en staan nochtans onder de voogden. Omdat de voogden zwarigheden hebben gemaakt zijn zij bij deze ontheven van hun functie.

Het echtpaar Gerrit Roggeveen en Marijtje Ariens Versluijs woont te Berkel en Rodenrijs. Naast de langst levende stellen zij tot voogd haar oom Pieter Versluijs wonende in Zevenhuizen.
Op verzoek van Gerrit Roggeveen is op 10 oktober 1779 een kopie gegeven door J. Langeveld

De volgende getuigen zijn de Veenmannen; Maarten Versijde, Jacob Molenaar, Gerrit van Rijn, Arij van Rijn, Willem van Rijn en Gerrit van Velsen wonen allen in het Noordeinde van Berkel en Rodenrijs en hebben samen een gemeenschap van elf morgen en 300 roeden veenland. Hier wordt beschreven dat de eerste en tweede getuige elk een derde deel en de andere vier de rest in bezit hebben. De weren zijn omschreven en het koopcontract is gesloten op de 3e en 16e augustus 1738 voor de Schout en Schepenen en getransporteerd mei 1739. In deze akte zijn de begrenzingen van de diverse weren (percelen) veenland met de bijbehorende eigenaar nauwkeurig omschreven.

Schout Willem Hendrik Schultz van Hagen en de armenmeesters Dirk Buijteweg en Cornelis van Donk van Kralingen verklaren de Boedel inventaris, rekening en verantwoording aan de erfgenamen juist te zijn. De voogden de som van 791 gulden aan de genoemde erfgenamen over te dragen.
Rekening en bewijs opgesteld door Jacob Verduijn en Daniel van den Berg zijnde voogden volgens de akte Bleiswijk 17 juli 1734 van wijlen Aaltje Jans Kerkhof, weduwe van Arij Huijbertse de Leden en overleden aan den Bergschenhoek. De minderjarige erfgenamen zijn de nagelaten kinderen Jacob Janse, Arij Janse, Cornelis Janse, Ijsbrant Janse Kerkhof; Neeltje Jacobs nagelaten dochter van Lidewij Jans Kerkhof; de nagelaten kinderen van Neeltje Jans Kerkhof zijnde Daniel van den Berg, Cornelis van den Berg, Geertje van den Berg; de nagelaten kinderen van Leendert Janse Kerkhof allen meerderjarig zijnde Job Kerkhof, Cornelis Leenderse Kerkhof en de vijf nagelaten minderjarige kinderen van Jan Janse Kerkhof en Marijtje Maartens Kerver. In de rekening worden slechts de bedragen aan de notaris, voogden etc. genoemd.
Maritje Maartens Kerver, weduwe van Jan Jansz Kerkhof, wonende onder Kralingen heeft te kennen gegeven dat haar man in mei van het jaar 1734 als matroos is vertrokken naar Oost-Indië en is buitenlands overleden. Zij kan niet in hun levensonderhoud voorzien en leeft met haar vijf kinderen in armoede. Zij werkt als turfmaakster en turftrapster en kan niet in hun levensonderhoud voorzien. Zij beschrijft in enkele bladzijden haar behoeftige omstandigheden. De zuster van haar overleden man, Aaltje Jans Kerkhof, weduwe van Arij Huijbertse de Leeden en wonende te Hillegersberg is overleden in juni 1738 en de vijf kinderen van Maritje Maartens Kerver zijn haar erfgenamen. De voogden Jacob Verduijn en Daniel van den Berg hebben onvoldoende hulp hebben geboden. Hun erfdeel is één achtste van de erfenis en bedraagt 1000 gulden De nieuwe rekening is aangeboden d.d. 24 november 1739.