Zoeken in archieven

Cornelis van Buren, oud-koopman, en Nicolaes Baelde, koopman, hebben een conflict. Van Buren kocht 100 vaten pruimen van Baelde en volgens de koper was de leverantie beschadigd. De Schepenen wijzen stadssecretaris Allert van Couwenhoven, Dirck de Voogt, Jacob Vosmaer, Adriaen Ambrosius en Nicolaas van der Lingen aan als arbiters. Beide partijen beloven zich bij die arbitrage neer te leggen. Van Baelde moet 100 Vlaamse ponden betalen.

Dirck Jansz Messchaert, meester-tinnengieter, verhuurt zijn huis aan de westzijde van de Oppert aan Jacob Dullaert, wijnkoper. Het huis ligt naast dat van Frans Matthijsz Baert en het strekt zich uit tot aan de Slickvaert. De huurprijs bedraagt 300 Carolusguldens per jaar, te voldoen in halfjaarlijkse termijnen. De verhuurperiode: 1 mei 1660- 30 april 1666. Het contract vermeldt verder de rechten en plichten van beide partijen.

Maertgen Jacobs, weduwe en boedelhoudster van Yde Jorisz de Vries verhuurt haar huis aan de westzijde van de Leuvehaven aan Lieven de Moeij (tekent: Moij), pontgaarder en makelaar. Het huis wordt begrensd door het huis van Burgermeester Joan Timmer en dat van Grietge Jans Messchaert, weduwe van Krijn Gerritsz van Dijk. De huurperiode loopt van 1 mei 1660 tot 30 april 1662 en de huurprijs bedraagt 275 gulden per jaar. Verder vermeldt de overeenkomst rechten en plichten van beide partijen.

Joris Fruijthoven, schoolmeester, verhuurt zijn huis aan de zuidzijde van de Hoogstraat tegenover het Dolhuijs aan Gillis Pietersz Cuijper. De huurperiode loopt van 1 mei 1660 tot 30 april 1666 en de huurprijs bedraagt 100 Carolusguldens per jaar. Verder bevat de overeenkomst de rechten en plichten van beide partijen.