Zoeken in archieven

Conelis Rijsbergen, wonende op de Delfsevaert, is 315 gulden schuldig aan Jan Jacobsz van de Hil als geleend geld. Als waarborg brengt hij zijn te verdienen gage in, die hij als opperzeilmaker zal verdienen op het het schip de Peperbael van de Kamer van Delft.

Frans Cornelisz Denick, oud-burgemeester van Maassluis (Maessluijs), eigenaar van het schip Maessluijs, waar tegenwoordig Burger Paulus schipper op is, Leonard en Jacob van Naerssen, Pieter Bos, Martijn (Martin) de Reus, Jacob Cudde, Johan Drost, Govert Snaets voor Theodore van de Hoog, Jacob Gijbland, Isaac van Heel, Barent van Oudheusden, Isaac du Castel, Guilliaume van der Sluijs, Heijndrick de Groot en Pieter Van Hartochvelt, inladers van genoemd schip, hebben kennis genomen dat genoemd schip met een lading wijnen en brandewijnen op weg van de rivier van Nantes naar Rotterdam het schip Sint Lucas met Pieter Moenssen als schipper heeft beschadigd en dat hun schip en de goederen in beslag genomen zijn. Om de inbeslagname op te heffen hebben de comparanten een overeenkomst gesloten. Zij zullen o.a. de onkosten gezamenlijk dragen. Denick, du Castel, Bos, en Leonard en Jacob van Naerssen zullen toezicht houden op de lading die alle comparanten in het schip hebben.

Claes (Nicolaes) Jansz de Gruijter is 600 gulden schuldig aan Leendert van Goulijck als geleend geld.

Leendert van Gullick, smid, verkoopt aan Nicolaes Jansz de Gruijter een huis en erf, gelegen aan de oostzijde van de Vissteech of Gaperssteech, ten zuiden begrensd door de verkoper en ten noorden door Laurens Outrive, bakker, strekkende voor van de straat tot achter aan Adriaen Ambrosius toe. De koopsom is 3350 gulden. De koper neemt een rentebrief van 1900 gulden ten behoeve van Jan Cornelis Doetmijnuijt over.