Zoeken in archieven

Franchoijs Huijs, plaetsnijder, verklaart dat Geertgen IJsbrants Prins za., vrouw van Cornelis Dircx van Grotelande, notaris en procureur te Leijden, in haar testament, gepasseerd op 02-08-1635 voor notaris Cornelis van Rosenburch te Leijden, hem, naast Joost van Sandberch, heeft aangesteld als voogd over haar kind, Susanna van Grotelande. Sandberch is niet meer in staat het voogdijschap uit te voeren, en Huijs benoemt nu in diens plaats Johan Carlier, camerbewaerder van de weeskamer te Leijden.

Jacob van Lansbergen, doctor medicine, en Adriaen Dircx van Salen, wonend in het Moorsche veer, sluiten een overeenkomst. Van Salen zal aan Lansbergen 50 roeden turf leveren voor 25000 gulden.

Jacobus Bouman, coopman, op last van de weduwe van Anthonisz, machtigt de heer Borckeloo, procureur te 's Gravenhage, om van Jan de Loij en Jacob Drommont, compagnon cooplieden aldaar, het geld te eisen dat zij hem schuldig zijn.
De akte is zeer slecht leesbaar.

De voogden van juffrouw Couwaels verhuren aan Fijtgen en Emmetgen Stevens een woning met 7 morgen en 35 roeden land in Out-Beijerlant en nog 6 morgen en 328 roeden land in het Oude land van Mijnsherenlandt en Moerkercke, voor 275 gulden per jaar en voor 7 jaar.
De akte is ondertekend door Bernardus Hoogerwerff, oom en voogd van Margarita Couwaels.