Zoeken in archieven

Jan Leendertsz Hofflant en Michiel Leendertsz Hofflant kinderen van wijlen Leendert Jansz Hofflant en hun zwager Cornelis Meijnen van Leijden, zij verklaren dat zij hun erfdeel van wijlen hun broeder Adriaen Leendertsz Hofflant aan hun moeder Baertge Pietersdr laten en het geheel onverdeeld laten. Na het overlijden van hun moeder worden de kavels verdeeld. De kavels zijn groot rep. tien hond en vijf hond gelegen in de Oostentsche polder.
N.B. Cornelis Meijnen tekent niet maar wel hun moeder Baertge Pietersdr.

Jan en Michiel Leenderts Hofflant en Cornelis Meijnen getrouwd met Crijntgen Leendertsdr Hofflant kinderen van Wijlen Leendert Jansz Hofflanten erfgenaam van hun overleden broer Adriaen Leendertsz Hofflant, zij hebben in goed overleg de nalatenschap van hun broer en zwager in kavels verdeeld. Kavel 1 krijgt Jan het is een stuk land van 10 hont gelegen in de Oostentschepolder van Hillegersberg, strekkende van de Hereweg tot aan het land van Cornelis Jansz Hove toe, belendingen: oost: Dirck Jacobsz Huijsman, west: Cornelis Jansz Hove, kavel 2 voor Cornelis Meijnen een stuk land gelegen in dezelfde polder en belendingen: de ene kant Cornelis en andere kant Arij Dammesz en west: Dirck Jansz Huijsman. kavel 3 een huis met schuur en barg met 3 morgen en 2 hont land en het water er achter, het strekt tot aan het land van hun moeder en de belendingen: oost hun moeder en Arij Dammesz, west de weduwe van Arij Willemsz Verduijn en Henrick Henricxz Broertgen. Zij verklaren geheel tevreden te zijn met de verdeling.

Jan Leendertsz Hofflant, Michiel Leendertsz Hofflant en Cornelis Meijnen van Leijden getrouwd met Crijntge Leendertsdr Hofflant kinderen van wijlen Leendert Jansz Hofflant verklaren dat zij elk een schuld hebben bij hun moeder Baertge Pietersdr. Jan heeft een schuld van 708 carolusgulden, Michiel heeft een schuld van 600 carolusgulden, en Cornelis heeft een schuld van 1080 carolusgulden. Zij verklaren dat zij dat elk in contanten hebben ontvangen.

Catharina de Haes huisvrouw van Pieter van Nocque, koopman, verklaart op verzoek van Jan Fransz Husman, koopman te Amsterdam, dat zij in mei 1649 in Amsterdam was in het huis van Gregorius van den Brouck toenmaals getrouwd met Anna Husman de enige dochter van genoemde Jan Fransz Husman. Zij was in Amsterdam van wegens een bruiloft en wilde even gedag zeggen daar zij weer naar Rotterdam wilde vertrekken, Anna bracht haar naar de kamer van Gregorius die aldaar geld aan het tellen was en haar vroeg om even mee te tellen daar hij wat geld misten dat heeft zij gedaan en heeft ook gevraagd of zijn huwelijk goed was, waarop hij antwoorden dat het goed was.