Zoeken in de beeldbank

Johan Gijsbrechtsz Coopmans transporteert een wisselbrief aan Hendrick van Lodensteijn, boeckhouder van de Oostindische Compagnie te Delft. Deze, nog onbetaalde, wisselbrief van 500 gulden van datum 16/12/1633 is ten behoeve van Coopmans gepasseerd door Frans Leendertsz Valck, die het geld ontvangen had uit handen van de heer Gouverneur Gijsbrecht van Lodensteijn.

Pieter Cornelisz uit Berchsenhouck, nu gehuwd met Annitge Cornelisdr, zegt, dat tijdens zijn afwezigheid op 09/06/1637 door zijn vrouw een obligatie gepasseerd is. n.l. 90 gulden ten profijte van Jacob Deijm, advocaat, en 34 gulden ten profijte van Maerten Deijm, procureur. Dit voor verdiend salaris en voorgeschoten geld. Comparant geeft hieraan zijn goedkeuring.

Annitge Cornelisdr, weduwe van Pieter Luijt, en nu de vrouw van Pieter Cornelisz, wonend te Berchsenhouck, verklaart wegens afwezigheid van haar man, aan Jacob Deijm, advocaat, 90 gulden schuldig te zijn over verdiend salaris en voorgeschoten geld, en aan Maerten Deijm, procureur, 34 gulden.

Jacob Eeuwoutsz, zoon, erfgenaam en vruchtgebruiker van Maijcken Willemsdr, en zijn bejaerde ongehoude dochter Marijken Jacobs, mede erfgenaam, ieder voor een vierde deel, in de nalatenschap van Maijcken Willems en van Harmen Denijsz, verklaren hun deel van de erfenis van hun moeder en grootmoeder ontvangen te hebben uit handen van hun neef en mede erfgenaam Ernestus Dircxsz van Roijen, cooperslager.