Zoeken in notariële akten

Elisabeth Willemsdr, vrouw van Pieter van Welsen, 37 jaar oud, en Hillegont Adriensdr, vrouw van Henrick Cornelisz, oud 31 jaar, verklaren t.b.v. Vinchent Bouwensz, Jacob Vredenburch en Samuel de Back, brouwers, dat ze op 02/01/1651 gezien hebben, dat Arij Koot, sleper, 4 grote tonnen met scharbier op zijn slee had, de dag erna 6 tonnen en gisteren 8 tonnen, die Willem Jacobsz sleepte, en die allemaal gebracht zijn bij de weduwe van Adriaen Adriaensz Olshoorn, die zich bezig houdt met de verkoop van scharbier op de Botersloot in hun buurt. Verder hebben ze nog gezien, dat Harman Paets zich ook heeft bezig gehouden met de verkoop van scharbier in hun buurt. Met een schuit zijn 4 tonnen aangevoerd, die bij de weduwe thuis zijn afgeleverd. Het bier was afkomstig uit de brouwerij van de "Hollandschen Thuin", en dat van Paets uit de brouwerij van de Druijff". De tonnen zijn duidelijk groter dan vgs. de ordonantie van 1650 is toegestaan.

Jobge Jansdr, weduwe van Adriaen Jansz Brouck, oud 56 jaar, Neeltgen Adriaensdr, vrouw van Corstiaen Lucasz de Langhe, oud 32 jaar, Ariaentgen Adriaensdr, jonge dochter, oud 30 jaar, Maritge Adriaensdr, jonge dochter, oud 28 jaar, en Elisabeth Henricx, vrouw van Pieter Jansz van der Mij, oud 26 jaar, verklaren op verzoek van Adriaen Pietersz Brouck en de genoemde van der Mij, dat Jan Brouck, de vader van de overleden Adriaen Jansz Brouck, en grootvader van de verdere attestanten, gewoond heeft bij Dirck Cruijck in Crooswijk en daar moest vertrekken, omdat hij zo slecht zag, dat hij zich zelf zonder hulp niet meer kon handhaven, en Cruijck zei, dat hij hem niet langer kon en wilde houden. Daarom is hij, nu 4 jaar geleden weg gegaan en in huis gekomen bij Cornelis Jacobsz Suijlen, die getrouwd is met Maritge Jans Brouck, dochter van de genoemde Jan Brouck, en waar hij 25 of 26 Maart 1650 is overleden. Ze verklaren verder dat ze hem de afgelopen tijd regelmatig hebben bezocht, maar dat hij niemand herkende. Hij zei, dat hij hen niet kon herkennen, maar alleen een een lichte vlek zag.Hij herkende hen wel aan hun stem. Hij was toen ongeveer 88 jaar oud. Er is hun een copie van een attestatie voorgelezen, verleden door Jan Dircxsz Fiool, Maritgen Govertsdr, Adriaen Cornelisz Tackelaer, Jan Jansz van Steijn, Michiel Matheusz Lijndraeijer, Ariaentge Adriaensdr, Pleuntge Jacobsdr, de zuster van Cornelis Jacobs Suijlen en Annitge Cornelisdr, op verzoek van genoemde van Suijlen, gepasseerd op 29/11/1650 voor notaris Jacob Duijffhuijsen; waarin getuigd wordt dat Jan Brouck niet blind zou zijn geweest, gezien het kopen, drinken of betalen met geld dat hij deed.Hij hield de munten goed uit elkaar. Dat hebben ze ook na zijn dood nog gezien, dat stuivers en dubbele stuivers apart waren opgeborgen.

Abraham Boudewijnsz Kool, wijnkuiper, oud 20 jaar, verklaart op verzoek van Allert van der Vlies, wijnkoper, dat hij midden Mei 1650 aanwezig is geweest, toen van der Vlies van Leonard van Naerssen, wijn koopman, enkele wijnen proefde die hij hem wilde verkopen, en die hij zelf ook geproefd heeft. Van der Vlies heeft toen van van Naerssen 8 vaten Lagonse wijn gekocht. Verklaart verder, dat in de zelfde tijd Leonard van Naerssen, van van der Vlies een jachtschip heeft gekocht. Volgens de inventaris die er bij was, en die door van Naerssen gelezen en goedgekeurd werd, zou van Naerssen voor het schip en de bijbehorende gereedschappen 300 gulden contant betalen. Kool zegt nog, dat zijn vader die makelaar in wijnen was in dezelfde maand was overleden, en dat zowel van der Vlies als van Naerssen hem graag aan het makelaarsschap, in plaats van zijn vader, wilde helpen. Van der Vlies heeft dus de wijnen geproefd en van van Naerssen gekocht, zonder dat die heeft gezegd, dat dat hij die wijnen in opdracht verkocht of dat het niet zijn wijnen waren.

Adriaen Dircxsz Kerckhoven, bostelkoper, en Lambert van Heuckelum, wijnkoper, verklaren op verzoek van Leendert Adriaensz Ouwerkerck, bostelkoper, dat ze kennis genomen hebben van de acties die Ouwerkerck wil ondernemen, omdat hij het niet eens is met het bedrag van ruim 216 gulden waarvoor Samuel de Back, brouwer in het "Seeuswapen" hem aanslaat. Ze hebben de papieren goed bekeken en vinden dat Ouwerkerck gerechtigd is om van een partij van 2233 zakken bostel van het bedrag van 216 gulden, 55 gulden af te trekken, en bovendien nog een bedrag van 75 gulden, die hem volgens de heren arbiters toekomen. En Ouwerkerck claimt nog een bedrag van 9 gulden en nog eens 3 gulden voor een half vat bier.