Zoeken in notariële akten

Lodewijck van Vlittert
caescooper
bevestigt te hebben aangenomen om voor
Pieter Cornelisz
schipper
wonende te
Schiedam,
alle houtpacht te innen, die Pieter Cornelisz de dag tevoren
op het stadhuis te Rotterdam heeft gemijnd en gepacht,
ingaande 01.04.1619 en aflopend 31.03.1620. Comparant zal
alle daarop vallende kosten voldoen en mag daar tegenover de
winsten behouden zonder daar van rekening en verantwoording
te moeten.

Pieter Heynricksz Kellenaer
schepen
verklaart te hebben verkocht aan
Pieter Jansz Blanckert
cruydenier,
een huis gelegen aan de
Hoochstraet,
genaamd
de olypijp,
en belendend:
Stoffel Huygensz
hoedecramer,
Jan Aryensz,
in de
Drie Romers,
en
Maetheyn Danielsz,
voor de prijs van 6.550 gulden.

Gerritgen Gerritsdr
als erfgename van haar moeder
Niesken Claesdr,
bevestigt te hebben ontvangen van
Jan Gerritsz jonckgesel,
varend in dienst van de
Oost Indische Compagnie
te
Amsterdam,
op het schip de
Nieuwe Maen,
een bedrag van 20 gulden, wegens kosten voor haar moeder
gemaakt door
Wessel Harmensz
schipper
wonende te
Amsterdam.
Comparante handelt tevens namens haar zuster en
mede-erfgename
Maritgen Gerritsdr.

Jan Cornelisz
dammeester van de Hildam,
belooft
Willem Michielsz
schipper op het veer van Amsterdam,
kosteloos te ontslaan van de borgtocht door laatstgenoemde
beloofd t.b.v.
Jan Florisz
waert in de kaetsbaen buiten de Schiedamsepoort,
betreffend een geschil dat deze momenteel heeft met de
pachter van de staetenbier accijns.