De Communicatiezuil van kunstenaar André Volten is het enige ontwerp dat de geflopte kunstmanifestatie ‘Voorstel’ overleeft. Niet alleen haakt de zuil prachtig aan bij het thema van C70, ook is het ontwerp vergeleken bij alle andere indiende voorstellen betrekkelijk eenvoudig te realiseren. Zo krijgt het kunstwerk in het voorjaar van 1970 een plek op het Stationsplein. De zuil bestaat uit drie cirkelvormige compartimenten en is tien meter hoog.
Het idee achter de, in roestbruine menie uitgevoerde, Communicatiezuil is dat er informatieposters geplakt kunnen worden op de daarvoor bestemde compartimenten van de zuil. De gemeente neemt de Communicatiezuil echter in gebruik voor stadsmarketing en gaat daarmee voorbij aan de bedoeling van de kunstenaar. Hij rekende erop dat de zuil ‘een dynamisch sociaal-cultureel element in de stad’ zou worden. In de praktijk is de gehele zuil volgeplakt door organisatoren van concerten en festivals. Najaar 1970 besluit de gemeente de zuil daarom te ontdoen van alle affiches en wordt het kunstwerk tot groot verdriet van de kunstenaar voorzien van diverse vrolijke kleuren, wat haaks staat op het gedachtegoed achter de zuil.
Vijf jaar later, in 1975, wordt in Rotterdam de Chili-week georganiseerd. Een groep Chileense kunstenaars en activisten krijgt toestemming diverse blinde muren en ook de Communcatiezuil van Volten te beschilderen met Chileense leuzen en tekeningen. Dit is één van de verschillende manieren waarop B&W van Rotterdam onder leiding van André van der Louw hun solidariteit met Chili en de mensenrechtenproblematiek in het land laat blijken. Nog weer later is het inmiddels tot 'Chilizuil' omgetoverde kunstwerk een spil in het web van activistische en politiek geïnspireerde muurschilderingen.
Meer informatie
- Website Centrum voor Beeldende Kunst ‘Een feesttaart voor het Schouwburgplein’. Pagina geeft een preview van hoofdstuk 6 ‘De Pressiegroep’ uit het boek ‘Beelden: Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940’. Door Siebe Thissen. - Heijningen : JapSam books, 2016 (Signatuur XXXI D 62)