Zoeken

Jacobus Hodenpijl, grutter, verkoopt aan Dirckje Harmensdr, bejaarde ongehuwde dochter, de gerechtelijke helft van de zuidzijde en van zijn verkopers grutterijen aan de oostzijde van de Langelijnstraat, voor een bedrag van 42 gulden.

Arien Claesz van Cappelle bekent schuldig te zijn aan Willem Jansz van Wiel, een bedrag van 600 gulden ter zake geleend geld.
In de kantlijn staat vermeld dat het bedrag op 12-03-1660 volledig is voldaan.

Debera van der Beecke, weduwe van Jacques van Laer (Laire), in zijn leven notaris te Middelburg in Zeeland, 64 jaar en Catarina van Bijlewerff, weduwe van Pieter van der Faesse, zilversmid, 42 jaar, verklaren op verzoek van Willemtje Brommers, weduwe van Barent Brommer, wonend te Groningen, dat waar is dat Debera, Steven Douterleeuw zaliger zeer goed gekend heeft en toen hij weduwnaar werd van Hester Baerse en te Middelburg woonde, aan de zuster, Judick Baerse, tegenwoordig juffrouw Meyevaer genaamd, weduwe van professor Meyevaer, buiten echt heeft verwekt gehad een jonge zoon, die stil is gehouden en uitbesteedt aan een ander. Door het ontstaan van moeilijkheden in de familie, is dit ruchtbaar geworden.

Jannetje Abrahamsdr van der West, weduwe van Balten Augustijnsz Cuijsenaer, verhuurt aan Jan Leendertsz Soetentijt, sleper en zijn vrouw Annetje Jacobsdr, een huis, staande in de Kipstraat, waarin zij, huurders tegenwoordig wonen. Belent ten oosten de Goudsewagenstraat en ten westen kapitein Jan de Lieffde. Strekkend van de voorn Kipstraat tot achter aan Jan Mennen toe en dat voor de tijd van een jaar, beginnend per eerstkomende mei. Voor een bedrag van 240 gulden per jaar. Te betalen in 4 delen.